Warmtevisie
Introductie
Aardgas is tot nu toe veruit de meest gebruikte energiebron. Alle woningen in Veendam van het aardgas afhalen is een ingewikkelde en enorme klus. Gelukkig hoeft het niet van vandaag op morgen te gebeuren. Maar om 2050 te halen moeten we de komende jaren wel gaan starten. Wat gaan we doen en wanneer? Daarover gaat de Warmtevisie.
Wat is de Warmtevisie?
De Warmtevisie is een eerste verkennende stap op weg naar aardgasvrij wonen. In de Warmtevisie kijken we bijvoorbeeld in welke wijken welke oplossing het meest voor de hand ligt. Elke vijf jaar maken we een vernieuwde versie. En de komende jaren gaan we per buurt uitgebreid in gesprek met de bewoners. We hebben het samen over de uiteindelijk meest geschikte aardgasvrije warmte-oplossing voor die buurt.
Wijkpaspoort
Via het wijkpaspoort van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn gegevens over uw wijk te raadplegen. In dit wijkpaspoort vindt u onder andere gegevens over de woningvoorraad, het energieverbruik, energielabels en sociale kenmerken van de wijk.
Voor het wijkpaspoort klikt u op de website van het Wijkpaspoort op de knop 'Ga naar de Datavoorziening'.
Voorwoord
De geografische ligging van Nederland brengt met zich mee dat er gedurende een groot deel van het jaar externe bronnen anders dan de zon moeten worden ingezet om onze huizen en gebouwen te verwarmen. Dat is niets nieuws hoor ik u denken.
En dat is het ook niet. Evenmin als het veranderen van externe bron. In vroeger tijden had hout een belangrijke functie in de koude Hollandse winters. Met de bevolkingsgroei werd hout als verwarmingsbron schaarser. Er ontstond behoefte aan een andere brandstof. Die werd gevonden in turf. De eerste warmtetransitie was daarmee in de Middeleeuwen een feit. En het bleek de voorbode voor meerdere warmtetransities: van turf naar steenkool, van steenkool naar olie of aardgas. Nu staan we voor een volgende warmtetransitie.
In Nederland is besloten dat de verwarming van huizen en gebouwen vanaf 2050 niet meer door aardgas mag plaatsvinden. In de aanloop daarnaartoe moeten in 2030 in Nederland 1,5 miljoen woningen die in 2019 nog een gasaansluiting hadden “van het aardgas af zijn”. Of dit besluit (volledig) te realiseren is zal moeten blijken. Het ontslaat ons niet van de verplichting andere bronnen van warmte te zoeken. Die zijn in theorie overigens al aanwezig. Denkt u daarbij aan all-electric verwarming van uw woning of misschien kan verwarming met waterstof. Wellicht is een warmtenet waarin restwarmte van industriële bedrijven als verwarmingsbron dient een optie. Een belangrijke en relatief eenvoudige oplossing gaat uit van de gedachte “wat er niet uitgaat hoeft er ook niet in”: isoleren. Wij hebben in de achterliggende maanden met veel mensen gesproken en aan veel mensen gevraagd hun opvattingen over de komende warmtetransitie met ons te delen. Wij zijn deze mensen erkentelijk voor de wijze waarop ze ons hebben geholpen op onze weg naar een Warmtevisie: het document dat voor u ligt.
Wij realiseren ons dat de opgave die wij met zijn allen hebben overweldigend is. Wij realiseren ons ook dat wij ons moeten voorbereiden op andere verwarmingsbronnen. Gelukkig zijn er verschillende opties die wij in de komende jaren kunnen uitwerken. Ter geruststelling, deze Warmtevisie is een zogenaamd levend document. Dat betekent dat wij deze visie baseren op de kennis die wij nu hebben en dat wij de ontwikkelingen die zich in de (nabije) toekomst zullen aftekenen nauwgezet zullen volgen. Wij passen de visie met een zekere regelmaat aan aan de geldende opvattingen en mogelijkheden. Daarmee blijven wij actueel, loodsen wij onze gemeente op een verantwoorde wijze door de nieuwste transitie in de warmtevoorziening en zijn wij voorbereid op de toekomst.
Infographic - Veendam stapt over
Klik op de infographic om te vergroten.
We zetten stappen om woningen en gebouwen in onze gemeente aardgasvrij te maken. Dit doen we om CO2-uitstoot te verminderen.
Veendam Vooruit.
Waarom?
Er zijn drie sporen te bewandelen:
Spoor A: Gemeentebrede aanpak
We helpen inwoners om stap voor stap energie te besparen. Zo maken we de woningen geschikt voor een nieuwe manier van verwarmen. Bewoners bepalen zelf het tempo. Hoe wij ondersteunen? Bijvoorbeeld met de inzet van energiecoaches, gezamenlijke inkoopacties of informatie over financieringsmogelijkheden.
Spoor B: Grondige isolatieaanpak kansrijke buurten
We kijken eerst welke buurten kansrijk zijn om isolatiemaatregelen te stimuleren. Daarom is gekozen om te starten met Veendam-Sorghvliet en Wildervank. Als inwoners nieuwe ideeën over andere wijken willen aandragen, dan staan wij daarvoor open.
Spoor C: Onderzoek aardgasvrij
We onderzoeken en verkennen de kansen voor een warmtenet. Voor de kern van Veendam zien we de aanleg van een warmtenet als een serieuze optie. We volgen de kansen van het gebruik van restwarmte en de ontwikkelingen rondom het eventuele gebruik van waterstof. We verzamelen de ervaringen die Nederland hiermee opdoet.
Warmtebronnen
Aardgas vervangen we door andere duurzame warmtebronnen, zoals:
- Warmtenet
- All-Electric
- Duurzaam gas
- Hybride oplossing
Onze uitgangspunten
Samenwerking
We doen het samen. De inwoners, woningcorporatie Acantus, netbeheerder Enexis en het Regionaal Woon- en Leefbaarheidsplan.
Zorgvuldig een aandachtig
We gaan op zoek naar de beste aanpak. Overhaaste beslissingen horen daar niet bij.
Betaalbaar
Het is belangrijk dat de overgang haalbaar en betaalbaar blijft.
Inleiding
In het Klimaatverdrag van Parijs (2015) is afgesproken dat 197 landen zich inzetten om de opwarming van de aarde te beperken met 1,5 tot maximaal 2 °C. Ook Nederland moet een bijdrage leveren aan het tegengaan van deze opwarming. Opwarming van de aarde kan beperkt worden door de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2 te verminderen. Om de uitstoot van CO2 te beperken zijn nationale en internationale afspraken gemaakt. In het Klimaatakkoord heeft de Rijksoverheid met allerlei partijen afspraken gemaakt over hoe Nederland deze doelen gaat behalen. Ook het afbouwen van de gaswinning in Groningen speelt hierbij een rol. Onderdeel van het Klimaatakkoord is de afspraak om alle woningen en gebouwen uiterlijk 2050 aardgasloos te maken. Deze omschakeling noemen we de warmtetransitie. Gedurende de warmtetransitie zullen gebouwen steeds energiezuiniger worden gemaakt en steeds minder aardgas verbruiken. Duurzame technieken om gebouwen te verwarmen kunnen hierbij helpen. Denk aan elektrisch verwarmen, bijvoorbeeld met warmtepompen of infraroodpanelen. Of via een collectieve warmtevoorziening zoals warmtenetten, met aqua- of geothermie of met duurzame brandstoffen zoals groen gas en waterstofgas. Maar het blijft vooral belangrijk om ook te isoleren.
Wat is de Warmtevisie?
In de Klimaatwet van 2019 is vastgelegd hoeveel CO2 we de komende jaren minder moeten uitstoten. Om die gestelde doelen te behalen zijn in het Klimaatakkoord daarom afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn gemaakt aan zogenaamde ‘Klimaattafels’. Aan de Klimaattafel Gebouwde omgeving is bijvoorbeeld afgesproken dat alle Nederlandse gemeenten in 2021 een Warmtevisie open vaststellen. In de onderliggende Warmtevisie van de gemeente Veendam wordt de mogelijke warmtetransitie van de gebouwde omgeving beschreven. Beschreven wordt welke warmtebronnen ingezet kunnen worden en welke warmte-infrastructuur nodig is om in 2050 aardgasvrij te zijn. Het tussendoel is om in 2030 twintig procent van de woningvoorraad, dus één op de vijf woningen, aardgasvrij of aardgasvrij gereed te hebben. Aardgasvrij gereed betekent dat de woningen qua bouwkundige en installatietechnische voorzieningen voor verwarming en warm tapwater gereed zijn voor afkoppeling van het aardgasnet en aansluiting op een alternatieve energie-infrastructuur. Zodra een woning aardgasvrij gereed is, kan later zonder grote inspanning en overlast voor bewoners de afkoppeling van het aardgasnet en koppeling aan de nieuwe energie-infrastructuur plaatsvinden. Dit alles binnen de kaders van haalbaar en betaalbaar voor de bewoners.
Geldigheidsduur Warmtevisie en vervolg Inzichten rondom onder andere technieken, wet- en regelgeving en financieringsmogelijkheden veranderen snel. Het is daarom niet verstandig om in één keer de route tot 2050 uit te stippelen. De Warmtevisie wordt minimaal iedere vijf jaar herzien zodat nieuwe inzichten in de aanpak kunnen worden verwerkt. Na het vaststellen van de eerste Warmtevisie in 2022 gaat de gemeente Veendam zich in de periode tot 2050 richten op het opstellen van Wijk- of Buurtuitvoeringsplannen. Hierbij betrekken we de inwoners, de woningcorporatie, overige gebouweigenaren en andere belanghebbenden. Pas dan worden de keuzes over de manier waarop de wijk of buurt aardgasvrij wordt gemaakt definitief.
Wat valt niet onder de Warmtevisie?
De Warmtevisie richt zich op woningen en gebouwen. Het aardgasloos maken van industriële processen is geen onderdeel van de Warmtevisie. In het Klimaatakkoord valt dit onder de Klimaattafel Industrie. Ook gaat de Warmtevisie niet over de opwekking van duurzame elektriciteit. In het Klimaatakkoord valt dit onder de Klimaattafel Duurzame Energie.
Wie zijn betrokken bij het opstellen van deze visie?
De gemeente is in het Klimaatakkoord aangewezen als regisseur van de warmtetransitie. Regie vraagt om stevig partnerschap. We zijn voor het succes van de warmtetransitie afhankelijk van de inwoners, de woningcorporatie(s), de bedrijven, nutsbedrijven en maatschappelijke organisaties in de gemeente Veendam. We willen dus intensief met alle betrokkenen samenwerken. We zoeken in de samenwerking de verbinding met wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden, bijvoorbeeld gezondheid, comfort in de woning, werkgelegenheid, woonlasten, betrokkenheid en eigenaarschap. Alle betrokkenen hebben een verantwoordelijkheid om stappen te zetten, waarbij de gemeente kan faciliteren en coördineren.
Bij het opstellen van deze Warmtevisie hebben we de volgende partijen actief betrokken:
- Inwoners gemeente Veendam
- Woningcorporatie Acantus
- Netbeheerder Enexis
- Regionaal Woon- en Leefbaarheidsplan
- Warmte Transitiecentrum Groningen (WTCG)
- Diverse teams van de gemeentelijke organisatie
2. Wat is de opgave voor gemeente Veendam?
2.1 Karakteristieken van de woningen
Begin 2020 stonden er in de gemeente Veendam 12.894. De verdeling over de bouwperiodes en de woningtypes zijn in de onderstaande figuur en kaart weergegeven.
Figuur 2-1: Ouderdom en typologie woningen (bron: Wijkpaspoort VNG, peildatum 2020)
Verdeling bouwperiode
corporatiebezit | particulier bezit | |
---|---|---|
1945 | 74 | 2700 |
1946 t/m 1964 | 710 | 1000 |
1965 t/m 1974 | 750 | 2200 |
1975 t/m 1991 | 1000 | 1900 |
1992 t/m 2005 | 400 | 1400 |
2006 en later | 82 | 540 |
Verdeling woningtype
corporatiebezit | particulier bezit | |
---|---|---|
Appartement | 1500 | 1200 |
Tussenwoning | 860 | 2100 |
Hoekwoning | 490 | 1200 |
Twee-onder-één-kap | 120 | 1800 |
Vrijstaande woning | 14 | 3500 |
Overig | 0 | 0 |
Bijna driekwart van de woningen in de gemeente staat in Veendam. Het overige kwart staat in Wildervank en het buitengebied rondom Veendam. De meest voorkomende woningtypen in de gemeente zijn vrijstaande woningen, tussenwoningen en appartementen. Met name in Veendam-Zuid, -Sorghvliet en -Oude Ae zijn veel rijtjeshuizen gebouwd. Vrijstaande huizen zien we met name in het buitengebied, appartementen in het centrum van Veendam en tussenwoningen in de wijk. Ca. 80 procent van de woningen dateert van voor 1992, ca. 60 procent van voor 1974 en ca. 20 procent van voor 1945.
Figuur 2-2: Pandenkaart met woningtypering (zie bijlage 1 voor meer detail)
Energielabels
De rijksoverheid heeft aan alle woningen op basis van een beperkte dataset een voorlopig energielabel toegekend. Dit geeft een indicatie van hoe energiezuinig een woning is. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele maatregelen die de woningeigenaar zelf getroffen heeft om het energieverbruik te verkleinen, zoals extra isolatie.Woningeigenaren kunnen zelf een definitief energielabel aanvragen en daarin wordt de werkelijke toestand van de woning wel meegenomen. Vanaf 1 januari 2021 is het stelsel van energielabels uitgebreid met een verdere onderverdeling van energielabel A in A+ en A++ en is de wijze van beoordelen aangepast. Woningen met een definitief energielabel van voor 2021 kunnen in sommige gevallen na een herbeoordeling volgens de nieuwe regels in een andere klasse terechtkomen. De verdeling van de energielabels in de woningvoorraad in de gemeente Veendam is weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 2-3: Aandeel energielabels in de woningvoorraad (2019)
Labels A-B | Labels C-D | Labels E-G | |
---|---|---|---|
Veendam | 33% | 48% | 19% |
Provincie Groningen | 37% | 44% | 19% |
Nederland | 39% | 43% | 18% |
In de gemeente Veendam is de warmtevraag van woningen gemiddeld hoger dan in de provincie Groningen en landelijk: het aandeel hoge energielabels (B en hoger) ligt lager in de gemeente Veendam. Het aandeel lage energielabels (E en lager) is wel vergelijkbaar met het landelijke en provinciale beeld.
De onderstaande kaart toont de energielabels van woningen in de gemeente Veendam. Hiervoor zijn als basis vastgestelde energielabels gebruikt. Daarnaast zijn voorlopige energielabels gebruikt, die geschat zijn op basis van bouwjaar en woningtype. Van veel woningen is het energielabel nog niet vastgesteld, maar het aantal geregistreerde energielabels stijgt snel. In de gemeente Veendam hadden in 2020 6.865 woningen (53%) een geldig energielabel.2
Figuur 2-4: Energielabels woningen gemeente Veendam (bron: BAG, VESTA-MAIS).
- Op de kaart wordt duidelijk dat met name in de lintbebouwing buiten het centrum van Veendam energielabels E t/m G geconcentreerd zijn, bijvoorbeeld in Wildervank en Borgercompagnie. Veendam-Sorghvliet, Buitenwoel en een deel van het buitengebied van Wildervank vallen op door hun relatief goede energielabels.
- Buurten als Veendam-Centrum, -Zuid en -Oude Ae hebben weer slechtere energielabels. Oude woningen hebben veelal een lagere isolatiegraad en dus een hogere warmtevraag. Dat betekent ook dat de geleverde warmte door een alternatief voor aardgas ook van een hogere temperatuur zal moeten zijn om de woning comfortabel te verwarmen.
Woningcorporatie Acantus
In totaal zijn er in de gemeente Veendam 2.843 sociale huurwoningen (bron: Acantus). Circa 32 procent van deze panden beschikt over een energielabel A++, A+, A of B (uitgaande van de voorlopige energielabels). De overige panden hebben een label C, D, E, F of G. In de landelijke prestatieafspraken met de woningcorporaties is de wens uitgesproken dat alle corporatiewoningen in 2030 gemiddeld aan de eisen voor energielabel A voldoen.
2.2 Karakteristieken van de gebouwen
Naast de woningen zijn er 1.389 gebouwen in de gemeente Veendam (peiljaar 2020). Het gebruik van deze gebouwen is weergegeven in onderstaande figuur.
School | 36 |
---|---|
Zorg | 162 |
Bijeenkomst | 140 |
Logies | 10 |
Winkels | 399 |
Kantoren | 187 |
Sport | 23 |
Industrie | 432 |
Onder Industrie vallen onder meer bedrijfsgebouwen en agrarische gebouwen. Deze Warmtevisie richt zich op het verduurzamen van de verwarming van deze gebouwen, niet op het verduurzamen van de industriële processen. In buurten waar utiliteit een relatief groot aandeel uitmaakt van de totale gebouwvoorraad kunnen modeluitkomsten vertekenen als de kosten voor woningen en utiliteit sterk uiteenlopen. Hiermee wordt rekening gehouden in de duiding van de resultaten.
De onderstaande figuur toont de gebruiksfuncties van utiliteit in de gemeente Veendam en de ligging van enkele bedrijventerreinen in het zuiden en oosten van de gemeente. Industriegebouwen die ook een andere functie hebben (zoals kantoorpand) zijn onderdeel van de Warmtevisie en zijn met geel aangeduid. Industriële panden die geen andere functie ernaast hebben, vormen geen onderdeel van de Warmtevisie en zijn met lichtgrijs aangegeven.
Figuur 2-5: Gebruiksdoel utiliteiten, IBIS-bedrijventerreinen in de gemeente Veendam (bron: BAG, VESTA-MAIS)
In bijlage 1 zijn de bouwjaren van de panden op kaart weergegeven. De periode tussen 1992 en 2004 is veelvoorkomend in de kern van Veendam. Buiten Veendam zijn de ligging en bouwjaren van utiliteitsbouw meer versnipperd.
Energielabels
In de utiliteitsbouw zijn de labels in de gemeente Veendam iets zuiniger dan landelijk. Een groter aandeel van de panden heeft een hoog energielabel (label A-B) en een lager aandeel heeft een gemiddeld energielabel (label C-D). De relatief veelvoorkomende bouwjaarcategorie 1992-2004 kan hier een verklaring voor zijn.
Figuur 2-6: Aandeel energielabels in de gebouwenvoorraad (2019)
Labels A-B | Labels C-D | Labels E-G | |
---|---|---|---|
Veendam | 62% | 18% | 20% |
Provincie Groningen | 55% | 23% | 22% |
Nederland | 59% | 22% | 19% |
Onderstaande kaart toont de energielabels van utiliteitsbouw in de gemeente Veendam. De kaart is opgemaakt op basis de vastgestelde energielabels aangevuld met voorlopige energielabels die geschat zijn op basis van bouwjaar en gebouwtype voor gebouwen waarvoor nog geen label bekend is.
Figuur 2-7: Energielabels utiliteit gemeente Veendam (bron: RVO, VESTA-MAIS
De energielabels van utiliteiten verschillen met de woningen. Waar woningen nog relatief vaak een (geschat) label F of G hebben, wordt de meeste utiliteit energiezuiniger ingeschat. Dit hangt waarschijnlijk samen met de recentere bouwjaren van de utiliteit.
2.3 Huidig gasverbruik en huidige warmtevraag
Het totale energieverbruik in de gebouwde omgeving in de gemeente Veendam bedroeg in 2019 1.098 terajoule (TJ), waarvan 71,3% aan woningen is toe te rekenen. Binnen het energieverbruik van woningen is 661 TJ het verbruik van aardgas (20,9 miljoen m3/jaar) en 121 TJ het verbruik van elektriciteit. Het gemiddelde aardgasverbruik per woning in de gemeente Veendam is 1.560 m3/jaar. Dat is fors hoger dan het landelijk gemiddelde (1.180 m3) en het provinciale gemiddelde (1.390 m3).
In de utiliteitsbouw wordt 316 TJ, ofwel 28,7% van het totaal verbruikt. Daarvan is het grootste deel voor de commerciële dienstverlening (187 TJ, 17,0%), de rest (129 TJ, 11,7%) is voor publieke dienstverlening. 61% van het totale verbruik in de utiliteit is warmtevraag die ingevuld wordt met aardgas, 39% is elektriciteitsverbruik. De warmtevraag van de commerciële en publieke dienstverlening komt bij elkaar overeen met ruim 4,3 miljoen m3 aardgasverbruik per jaar, of 137 TJ.
De gebouwvoorraad in de gemeente Veendam verbruikt gemiddeld per woning meer aardgas dan landelijk en provinciaal het geval is. Dat heeft meerdere oorzaken, waaronder een relatief hoger aandeel oudere woningen in de gemeente en veel vrijstaande woningen. Er zijn belangrijke verschillen in bebouwingstype, corporatiebezit en energieverbruik tussen Veendam-kern en de buitengebieden. In Veendam wisselen nieuwere en oudere woningen elkaar af en zijn er verschillen in bouwjaren per buurt. Buiten Veendam staan met name vrijstaande woningen die relatief oud zijn en een hoge warmtevraag hebben.
2.4 De opgave
Landelijke doelstellingen Klimaatakkoord
In 2050 moeten alle woningen en gebouwen in de gemeente Veendam en alle andere gemeenten in Nederland van het aardgas af zijn. Dat is de afspraak die de VNG namens alle gemeenten in het Klimaatakkoord heeft gemaakt. De periode tot 2030 geldt als een aanloopperiode waarin voor de woningen circa 20 procent van de totale opgave wordt aangepakt. Dat betekent dat er in de daaropvolgende twintig jaar nog een opgave van 80 procent ligt. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de aanpak zich in de periode tot en met 2030 in ieder geval richt op het aardgasvrij gereed maken van de woningen. Concreet betekent dit isoleren. Het daadwerkelijk aardgasvrij maken mag eventueel naar de daaropvolgende jaren worden geschoven.
Ook de grootschalige verduurzaming van de gebouwen mag naar de periode na 2030 worden geschoven. Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt. Voor verschillende gebouwtypes zijn sectorale milieuvoorschriften van toepassing. Kantoorgebouwen moeten bijvoorbeeld in 2023 aan energielabel C voldoen.
De opgave voor de gemeente Veendam in de periode tot 2030
In de periode tot 2030 richt de aanpak zich met name op het aardgasvrij-gereed maken van de woningen. Dit betekent dat inwoners gestimuleerd worden om hun woningen te isoleren. Het isoleren tot energielabel B (energie-index 1,40) wordt landelijk als een haalbare en betaalbare ondergrens gezien voor de meeste bestaande woningen en gebouwen. In de praktijk zullen er soms factoren zijn die dat onmogelijk maken, zoals een monumentenstatus, beschermd stadsgezicht of simpelweg de ouderdom van de woning. In die gevallen wordt energielabel D (energie-index 2,10) als ondergrens gehanteerd. Voor woningen waar zelfs niveau D moeilijk haalbaar is, moet in de uitvoeringsplannen extra aandacht zijn.
In de gemeente Veendam heeft circa 33 procent van alle woningen (4.300 woningen) al energielabel B of hoger. Dat betekent dat deze woningen qua isolatie al geschikt zijn om van het aardgas af te gaan. In nog ongeveer 8.700 woningen zijn extra isolerende maatregelen nodig zijn. In de periode tot 2050 moeten de woningen in de gemeente Veendam, volgens de afspraken uit het Klimaatakkoord, geïsoleerd zijn en verder aardgasvrij gereed gemaakt zijn.
De opgave aardgasvrij maken voor de gemeente Veendam Sinds 1 juli 2018 mogen nieuwbouwwoningen niet meer aangesloten worden op het aardgasnet. Vrijwel alle woningen en gebouwen in de gemeente Veendam van voor die datum hebben een gasaansluiting. Een zeer klein deel is reeds van het aardgas af. Het streven vanuit het Klimaatakkoord is om in de periode tot 2030 ten minste 2.600 woningen in de gemeente Veendam aardgasvrij te hebben. Dit mag echter naar de daaropvolgende jaren worden geschoven. In de gemeente Veendam zijn ca 4300 woningen met energielabel B (of hoger) zo goed als aardgasvrij-gereed. De rest moet nog aangepakt worden.
3. Hoe kunnen we de opgave aanpakken?
3.1 Woningen en gebouwen isoleren (aardgasvrij gereed)
Het isoleren van woningen en gebouwen is de eerste en meest cruciale stap in de warmtetransitie. Isolatie van de vloer, het dak en de gevel (spouwmuur), HR++ glas en het dichten van kieren zorgen voor energiebesparing. Dit zorgt niet alleen voor lagere energielasten, maar zorgt ook voor een verbetering van het wooncomfort.
Voor veel woningen en gebouwen is isoleren een voorwaarde om later de overstap naar een aardgasvrije warmteoplossing te kunnen maken. Voor een warmtepomp als alternatieve warmteoplossing (all-electric) moet het pand goed geïsoleerd zijn. Extra isolatie kan ook nodig zijn om oude en slecht geïsoleerde woningen op een warmtenet aan te sluiten.
Naast isolatie is soms ook aanpassing van de radiatoren nodig om op een aardgasvrije oplossing over te stappen. Tot slot betekent betere isolatie ook dat er voor een gezond binnenklimaat ook aandacht besteed moet worden aan ventilatie.
3.2 Passend warmtealternatief zoeken
Om panden aardgasvrij te maken moet er een alternatieve warmtebron zijn die het aardgas kan vervangen. De warmte die normaal uit aardgas wordt gehaald, kan uit allerlei alternatieve bronnen worden gewonnen, bijvoorbeeld uit de lucht, de bodem, oppervlaktewater, biomassa en restwarmte uit de industrie. Daarnaast zou ook groen gas (biogas) en in een verdere toekomst mogelijk ook waterstofgas ingezet kunnen worden. De meest geschikte warmteoplossing is afhankelijk van de eigenschappen van het gebouw en het gebied, zoals de mate van isolatie (op basis van bouwjaar), het gebouwtype, de bebouwingsdichtheid in het gebied, het eigendom (zijn er veel woningen van een woningcorporatie of andere grote verhuurder), de schaal en de beschikbaarheid van bronnen.
Er is (minimaal) één van de volgende drie energie-infrastructuren in de wijk nodig: een elektriciteitsnet, een warmtenet of een gasnet. Voor de gemeente Veendam is dat vertaald in vier mogelijke warmteoplossingen:
All-electric
‘All-electric’ betekent dat er alleen nog een elektriciteitsnet in de woning aanwezig is. Er is dan een warmte-opwekinstallatie in de woning of het gebouw nodig die alleen elektriciteit gebruikt. Bijvoorbeeld een warmtepomp of infraroodpanelen. Een warmtepomp verhoogt de temperatuur van de warmte uit de omgeving (bodem, lucht of zonnecollector) om de woning comfortabel te verwarmen. Een infraroodpaneel zendt warmte uit in de vorm van warmtestraling. Om de CO2-uitstoot te verminderen, is het van belang dat de gebruikte elektriciteit duurzaam wordt opgewekt, dus met bijvoorbeeld zonnepanelen, windmolens of kernenergie.
In de meeste buurten moeten de elektriciteitsnetten verzwaard worden om een all-electric oplossing mogelijk te maken.
Warmtenet
Een warmtenet zorgt ervoor dat warm water door ondergrondse leidingen naar de woningen stroomt. Verschillende bronnen kunnen de warmte duurzaam leveren, zoals oppervlaktewater (aquathermie), afvalwater bij gemalen of rioolwaterzuiveringen (riothermie), restwarmte van bedrijven of de bodem (geothermie of warmte-koudeopslag (WKO)). Een warmtenet is vooral geschikt bij hogere dichtheid van gebouwen, bijvoorbeeld bij appartementen en dichtbij elkaar staande woningen. De randvoorwaarde is dat de duurzame warmtebron op korte afstand van de te verwarmen woningen of gebouwen ligt. Voor een economisch rendabel warmtenet is het van belang dat er voldoende woningen op worden aangesloten, in de regel zijn dat er minimaal 300.
Uit de technische en financiële analyse (zie bijlage 1) komen de buurten Veendam Zuid, Veendam Industriegebied en Veendam omgeving station als de meest kansrijke locaties voor een warmtenet naar voren.
Duurzaam gas
Er zijn wijken waar zowel een warmtenet als een all-electric oplossing met de huidige stand van de techniek niet mogelijk of veel te kostbaar zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor wijken met veel historische woningen en gebouwen (van voor 1945) of buitengebieden. Soms is de beste oplossing om woningen te verwarmen met duurzaam gas. In de overgangsperiode tot 2050 zal dit eerst nog aardgas zijn maar daarna kan mogelijk groen gas of waterstof worden ingezet. Daar past echter de volgende kanttekening bij. Voor de periode tot 2030 is de inzet van deze duurzame gassen helaas nog geen realistische optie voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. De prijs en beschikbaarheid van waterstof en groen gas zijn zeer onzeker, waardoor waterstof en groen gas ook na 2030 voor de gebouwde omgeving naar verwachting alleen een logische optie zijn als er geen andere reële warmtealternatieven voorhanden zijn. Waterstof zal in eerste instantie ingezet worden voor de zware industrie en zwaar vervoer, omdat hiervoor geen goede alternatieven voorhanden zijn.
Het in Nederland geproduceerde groen gas zal via een verdeelsleutel onder de Nederlandse gemeenten worden verdeeld. Dit is vastgelegd in de Routekaart Groen Gas. Het is dus niet zo dat gemeenten waar groen gas wordt geproduceerd dit aan zichzelf mogen toerekenen voor het aardgasloos maken van de woningen en gebouwen. In lijn met de Routekaart Groen Gas1 ligt het niet voor de hand om de warmtetransitie te beginnen met het inzetten van groen gas. Voor de periode na 2030 moet de beperkte hoeveelheid gereserveerd worden voor plaatsen waar een alternatief lastig of kostbaar is.
De ontwikkelingen rondom met name groene waterstof gaan echter snel. In de regio Groningen zijn veel plannen voor de productie van groene waterstof en we zullen deze met interesse volgen. We houden er rekening mee dat de inzet van groene waterstof voor de gebouwde omgeving na 2030 wel een serieuze optie is. Waar mogelijk houden we hiermee rekening in volgende versies van de Warmtevisie.
Hybride oplossingen: (duurzaam) gas met warmtepomp
De technische analyse (bijlage 1) laat zien dat in verschillende buurten in met name de lintbebouwing en de buitengebieden de aanleg van een warmtenet en elektrische warmtepompen technisch-financieel niet kansrijk zijn. Daar kunnen hybride-warmtepompen uitkomst bieden. Bij een hybride oplossing krijgt de elektrisch gevoede warmtepomp in koude dagen ondersteuning van een gasgestookte cv-ketel. De warmtepomp zorgt ervoor dat er minder aardgas of uiteindelijk duurzaam gas nodig is. Dit kan ook een tussenoplossing zijn voor woningen die aan een vervanging van een cv-ketel toe zijn maar nog extra moeten isoleren om over te kunnen stappen op een volledig elektrische warmtepomp.
4. Waarmee en waar willen we starten?
4.1 Afwegingen
In een periode van 30 jaar worden wijken en buurten stap voor stap aardgasvrij gemaakt. In het vorige hoofdstuk hebben we toegelicht dat isolatie van de woningen en gebouwen de eerste stap is en dat vervolgens naar een passend alternatief voor aardgas gezocht kan worden. Maar waar kun je het beste beginnen? Aan de hand van criteria hebben we de buurten met elkaar vergeleken en onderzocht welke buurten het meest kansrijk zijn om als eerste aan te pakken. De buurtindeling is afgeleid van de CBS-buurtindeling uit 2019. Zie onderstaand figuur 4.1.
Figuur 4.1: CBS-buurtindeling 2019
4.2 Technisch-financiële criteria
Criterium 1:
Technische en financiële haalbaarheid voor iedere buurt hebben we onderzocht wanneer de woningen zijn gebouwd, welk type woningen er staan, wat de warmtevraag van de woningen voor en na isolatie is, over welke energielabels de woningen beschikken en welke warmtealternatieven kansrijk zijn. Met deze data wordt duidelijk in welke buurten de grootste isolatie opgave ligt, welke buurten geschikt zijn voor een warmtenet en welke warmtebron een dergelijk warmtenet zou kunnen voeden. Hiermee kan de technische haalbaarheid van de alternatieven worden getoetst. Verder hebben we per buurt voor ieder technisch kansrijk warmtealternatief de maatschappelijke kosten voor het isoleren en aardgasvrij maken van de woningen berekend op basis van de kentallen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). In buurten waar de maatschappelijke kosten laag zijn, is het financieel gezien makkelijker om te starten dan in buurten met hoge maatschappelijke kosten. In bijlage 1 is de technisch-financiële analyse nader toegelicht.
Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid is nog geen onderscheid gemaakt tussen de kosten voor de eindgebruiker (de woningeigenaar of huurder) en de kosten voor andere partijen (overheid, netbeheerder, etc.). Ook is in de kostenanalyse nog geen rekening gehouden met de waarde van het huidige aardgasnet.
Criterium 2: Contracteerbaarheid
Contracteerbaarheid gaat over de mate waarin het vastgoed in een buurt in bezit is van een grote of juist relatief beperkte hoeveelheid eigenaren. Met andere woorden: zijn alle woningen individueel (privé)bezit of zijn veel huizen eigendom van een woningcorporatie? Contracteerbaarheid is vooral van belang bij een collectieve oplossing met een warmtenet. Bij relatief weinig vastgoedeigenaren is het aantal contracten dat voor de aansluiting op een warmtenet gesloten moet worden beperkt. Dit maakt de realisatie van een warmtenet makkelijker. Vanuit contracteerbaarheid zijn dus buurten met relatief weinig pandeigenaren kansrijker dan buurten met veel pandeigenaren. Per buurt hebben we onderzocht welk deel van de woningen in bezit is van de woningcorporatie.
Kansrijke buurten voor isolatieaanpak
In de periode tot 2030 kan de aanpak zich beperken tot de isolatie en het aardgasvrij gereed maken van de woningen. Hiervoor zijn buurten met een relatief homogene woningvoorraad het meest kansrijk. Een voorbeeld hiervan zijn buurten met een groot aandeel woningen met energielabel C en D. Dit zijn buurten die overwegend in de jaren ’60, ’70 en ’80 zijn gebouwd, met veel rijwoningen en uniform qua bouwstijl. De woningen zijn op een systematische wijze gebouwd en kunnen ook op een systematische en kostenefficiënte manier worden geïsoleerd. Voor de meeste woningen in deze klasse zijn de maatregelen niet erg ingrijpend, er zijn geen grote verbouwingen nodig.
In buurten met relatief veel woningen met energielabel E, F en G zijn de woningen veel diverser van samenstelling en zijn de kosten voor het isoleren een stuk hoger.
Op basis van de homogeniteit en het aandeel woningen met energielabel C en D is de buurt Veendam-Sorghvliet het meest kansrijk. Daar is het corporatiebezit relatief hoog (29 procent) en is de buurt vanuit het criterium contracteerbaarheid dus ook kansrijk. In de buurten Veendam-Oude Ae, Veendam-Zuid en Bareveld is het corporatiebezit weliswaar hoger (44 procent) maar deze buurten zijn een stuk minder homogeen. Wildervank is homogeen in clusters.
Kansrijke buurten voor aardgasvrij maken
Op basis van de technische en financiële criteria zijn de buurten verspreide huizen Wildervank, Buitenwoel en het noordwestelijke deel van Wildervank de meest kansrijke startbuurten voor het aardgasvrij maken. In deze buurten staan relatief veel nieuwe woningen die al voldoende of nagenoeg voldoende zijn geïsoleerd. De maatschappelijke kosten om uiteindelijk aardgasvrij te worden, zijn hier het laagst. De meest voordelige optie hier is om de panden aan te sluiten op een eigen elektrisch aangedreven warmtepomp. Het corporatiebezit in deze buurten is zeer laag tot nihil. Als voor individuele warmtepompen wordt gekozen, is het criterium contracteerbaarheid minder relevant.
4.3 Socio-economische criteria
De manier waarop inwoners tegenover de warmtetransitie staan, verschilt binnen een buurt, maar verschilt zeker ook van buurt tot buurt. Een logische invalshoek is te starten in die buurten waar de warmtetransitie bij inwoners het meest leeft en waar inwoners het meest gemotiveerd zijn.
De kans op lokaal initiatief is het grootste in buurten of straten waar al aan verbetering van de buurt wordt gewerkt, bijvoorbeeld door herinrichting van het openbaar gebied. Dan is er ‘reuring’ in de buurt en dit kan lokaal initiatief stimuleren, zoals bijvoorbeeld in Veendam Noordwest.
Veendam Noordwest op zijn best
Momenteel loopt er een gebiedsgerichte aanpak in Veendam Noordwest.
Het project Noordwest op z’n best heeft als doel om samen met bewoners aan de slag te gaan in de buurt, zodat zij er ook in de toekomst met veel plezier blijven wonen.
Samen met de bewoners is er een plan gemaakt. Er aandacht voor zowel de woningen en het openbaar gebied als ook voor sociale opgaves. Voor woningverbetering worden energiebespaarpakketten, warmtebeelden, energiecoaches, quickscans en een infobijeenkomst ingezet.
Welke buurten zijn op basis van socio-economische criteria het meest kansrijk?
Om tot een selectie van kansrijke buurten te komen waar de bereidheid tot investeren in verduurzamingsmaatregelen het grootst is, hebben we onderzocht in welke buurten het gemiddelde inkomen hoog is en hoeveel woningen van zonnepanelen zijn voorzien. De buurten Borgercompagnie, verspreide huizen (Wildervank), verspreide huizen (Veendam) en Buitenwoel scoren het hoogst op dit socio-economische aspect.
Buurten in de lagere inkomensklasse zijn de buurten Veendam-Oude Ae en Veendam-Zuid. Energiearmoede is er in boven Wildervank, Veendam Oude Ae en Wildervank.
4.4 Natuurlijke momenten
De kosten van het aardgasvrij maken van buurten kunnen worden beperkt als er wordt aangesloten bij grootschalige renovatie en sloop of nieuwbouw van vastgoed. Dit geldt ook voor de aanleg van de benodigde infrastructuur zoals elektriciteit, riolering, of wegen.
Ook de nieuwbouw van woningen is een natuurlijk moment. Nieuwbouwwoningen worden aardgasvrij gebouwd en in de planvorming wordt naar het meest passende alternatief voor aardgas gezocht. Door hierbij ook de omgeving te betrekken kunnen mogelijk ook omliggende bestaande woningen worden verduurzaamd. Deze “meekoppelkansen” zijn dus relevant voor zowel de vraag in welk jaar het slim is de wijk aardgasvrij te maken als voor de keuze van de technisch-economische oplossing in een buurt.
Tot slot zijn verhuizingen ook een natuurlijk moment. Isoleren, maar ook de woning aardgasvrij maken kunnen vaak het beste aangepakt worden als men er nog niet woont en verschillende plannen heeft om de woning op te knappen.
Welke buurten zijn op basis van deze criteria het meest kansrijk?
Vervanging energie-infrastructuur
De vervanging van de energie-infrastructuur is in de gemeente Veendam geen onderscheidend natuurlijk moment voor de buurtaanpak. Het laag- en middenspannings-elektriciteitsnet is in veel buurten nog niet zwaar genoeg om alle woningen op een elektrische warmtepomp over te laten gaan of collectieve warmtepompen van stroom te voorzien. Het ontbreken van transportcapaciteit op het hoogspanningsstation heeft geen gevolgen voor de gebouwde omgeving met een kleinverbruikersaansluiting. Enexis wil graag in een zo vroeg mogelijk stadium weten welke warmteoplossing in een bepaalde buurt wordt gekozen zodat ze daar in haar planning rekening mee kan houden. Ook kan Enexis in het vervolgproces, bijvoorbeeld bij buurtuitvoeringsplannen, gedetailleerde berekeningen aanleveren en heeft ze een tool ontwikkeld (buurtinzicht) waarmee gekeken kan worden wat verschillende scenario’s voor bepaalde wijken betekenen. Vanwege de beperkte capaciteit van het elektriciteitsnet is Enexis ook voorstander om niet gelijk complete wijken op een elektrische warmtepomp over te laten schakelen maar eerst een hybride-tussenoplossing toe te passen.
Vervanging riolering en wegen
Het combineren van de aanleg van een warmtenet met de uitbreiding of vervanging van bestaande infrastructuren (wegen en riolering) kan kosten en overlast besparen. De omvang van rioolvervanging is in de gemeente Veendam echter in omvang beperkt.
Renovatieopgave woningcorporatie
De woningcorporatie Acantus heeft een forse opgave waar het gaat om woningverbetering en ook om het totale aantal woningen dat nog aangepakt moet worden. Het starten in buurten met veel corporatiewoningen wordt gezien als een kans, omdat dan ook de omgeving kan worden meegenomen. Vooral in de buurten Bareveld (44%), Veendam Zuid (44%) en Veendam Oude Ae (43%) is het percentage corporatiebezit hoog. Acantus stelt vanwege de beperkte financiële capaciteit prioriteiten in de renovatieopgave. Zij zal de meest urgente woningen het eerst aanpakken.
Voor een aantal woningen heeft Acantus renovatie opgaven gepland staan. Bij de woningen waar renovatie gepland staat, is het energielabel nu vaak nog laag (C of lager). Het beoogde doel van de woningen na de renovatieopgave is momenteel nog label A. Dit zal uiteindelijk niet voor alle renovaties zo blijven, omdat de kosten daarvoor te hoog zijn.
In de buurten Wildervank en Veendam-Centrum worden in 2021 circa 85 woningen verbeterd. Van deze woningen staan vooral in Wildervank veel woningen waarvan het energielabel C of lager is. In 2022 is renovatie gepland in Veendam-Scheepskwartier en Wildervank waarbij ruim 50 woningen worden verbeterd. Het energielabel van de woningen die verbeterd worden is niet hoger dan energielabel C. In Veendam-Zeestratenwijk en Wildervank staan in 2023 nog circa 175 woningen op de planning om verbeterd te worden en voor 2024 en 2025 staan in totaal nog ruim 300 woningen op de planning voor renovatie. Deze woningen liggen in de buurten Veendam-Centrum, Veendam-Noord en Ommelanderwijk.
4.5 Gemaakte keuzes
Op basis van de criteria energiearmoede en homogeniteit
kiest de gemeente Veendam om de isolatieaanpak te
starten in de buurten:
- Veendam Sorghvliet
- Wildervank
Zie figuur 4.2. Mochten er vanuit de inwoners initiatieven
ontstaan om hun buurt te gaan verduurzamen dan staat
de gemeente Veendam er voor open om ook met die wijk
of buurt aan de slag te gaan.
Figuur 4.2: Startbuurten isolatieaanpak Veendam Sorghvliet en Wildervank
5. Welke strategie volgen we in de gemeente Veendam?
Om te komen tot de warmtetransitie volgen we in de gemeente Veendam de onderstaande sporen:
- Spoor A: gemeentebrede aanpak
- Spoor B: intensieve aanpak voor isoleren meest kansrijke locaties
- Spoor C: onderzoek naar aardgasvrij
5.1 Spoor A: Gemeentebrede aanpak
Het doel van de gemeentebrede aanpak is om initiatief van de particuliere woningeigenaren te stimuleren en zo het natuurlijk tempo van de uitvoering van duurzaamheidsmaatregelen te versnellen. De bouwstenen die daartoe gebruikt kunnen worden staan hieronder beschreven.
Bouwstenen spoor A
Spoor A bestaat uit vijf bouwstenen:
A1: ondersteunen van inwonersinitiatieven
Eigen initiatieven vanuit collectieven van inwoners vinden we heel belangrijk en waardevol.
Als een groep inwoners met een eigen initiatief komt om de woningen in hun buurt of straat te isoleren of aardgasvrij te maken, willen we dit waar mogelijk faciliteren door een gerichte inzet van de bouwstenen A2 t/m A5.
A2: benutten natuurlijke momenten ‘achter de voordeur’
Op het moment dat particuliere woningeigenaren of VvE’s hun pand gaan verbouwen of verkopen of hun cv-ketel gaan vervangen, willen we ze stimuleren om isolatiemaatregelen te treffen of een aardgasvrij of hybride warmtealternatief te kiezen. We willen installateurs en aannemers inzetten om woningeigenaren bewust te maken van de mogelijkheden.
A3: benutten koppelkansen in de leefomgeving
De warmtetransitie is slechts één van de opgaves waar inwoners mee worden geconfronteerd. Door de warmtetransitie te koppelen aan een algehele verbetering van de leefomgeving verwachten we dat woningeigenaren eerder bereid zijn om met hun eigen woning aan de slag te gaan met isolatie.
A4: technisch en financieel inzicht
Particuliere woningeigenaren die aan de slag willen gaan met isolatie of een aardgasvrije warmtevoorziening lopen vaak tegen veel technische en financiële vragen aan. Jouwbespaarcoach is een initiatief van de Oost-Groninger gemeenten en biedt verschillende gratis diensten om inwoners hierin te ondersteunen. Ook het Regionaal Energieloket Veendam ontzorgt inwoners waar mogelijk.
A5: communicatie- en participatieactiviteiten
Op een gerichte manier willen we communicatie- en participatiemiddelen inzetten om inwoners te informeren en te stimuleren om te gaan isoleren. Ook willen we andere relevante partijen informeren en betrekken. De activiteiten van de bouwstenen A1 t/m A4 delen we op een samenhangende manier.
Uitvoering
De gemeente wil samen met inwoners, de woningcorporatie en overige relevante partijen een gemeentebreed uitvoeringsplan opstellen en daarna samen uitvoeren. Het uitvoeringsplan beschrijft hoe woningen en gebouwen planmatig geïsoleerd kunnen worden. Het plan biedt woningeigenaren handelingsperspectief. Inwoners worden gestimuleerd om zelf maatregelen te treffen op een voor hen passend moment. Het uitvoeringsplan zal vooral gericht zijn op ‘geen –spijt’ maatregelen voor het isoleren en eventueel aardgasvrij maken van woningen.
Planning spoor A
In 2022 wil de gemeente Veendam het in paragraaf 5.1.2 genoemde gemeentebrede uitvoeringsplan opstellen en daarna in gezamenlijkheid met de andere opstellers uitvoeren.
5.2 Spoor B: Intensieve aanpak voor isoleren meest kansrijke locaties
Met een gemeentebrede aanpak kunnen we voorruitgang boeken. Het is echter de verwachting dat dit uiteindelijk onvoldoende is om de doelstellingen uit het Klimaatakkoord te halen. Daarom hebben we in eerste instantie gekozen om in Veendam-Sorghvliet en in Wildervank te starten. De verwachting is dat hier snel en op een systematische manier grotere aantallen woningen kunnen worden verduurzaamd.
Bouwstenen spoor B
Voor spoor B zullen ook de bouwstenen uit spoor A gebruikt worden. Voor de gekozen buurten willen we daarbij een intensief en persoonlijk traject met en voor inwoners organiseren.
Uitvoering spoor B
Samen met de inwoners, de woningcorporatie en andere betrokken partijen willen we voor de gekozen buurten een Buurtuitvoeringsplan opstellen. Een eerste stap die hiervoor nodig is, is een grondige analyse van de buurt. Het Buurtuitvoeringsplan richt zich vooral op het isoleren van de woningen. Toch willen we ook een doorkijk geven naar de maatregelen die verder nodig zijn voor het aardgasvrij maken van de woningen. Op deze manier kunnen de eigenaren van voldoende geïsoleerde woningen al stappen zetten om aardgasvrij te worden, al dan niet via een hybride (tussen)oplossing. Het doel is dat iedere inwoner voor zijn eigen woning een gedetailleerd beeld heeft van de benodigde isolatie, ventilatie, kosten, opbrengsten en financieringsmogelijkheden. In de uitvoeringsplannen werken we een methode uit waarmee we kunnen monitoren hoeveel woningen al voldoende zijn geïsoleerd en hoeveel woningen aardgasvrij zijn gemaakt.
Planning spoor B
In de periode tot 2030 willen we ons focussen op spoor B in twee buurten. Het uitvoeringsplan voor Veendam-Sorghvliet willen we in 2022 opstellen. Afhankelijk van de voortgang en het succes gaan we aan de slag in de Wildervank. De beoogde start voor deze buurt is in 2024.
Het geheel aardgasvrij maken voorzien we in de periode na 2030.
5.3 Spoor C: Onderzoek naar aardgasvrij
In spoor C zal nader onderzoek gedaan worden naar de alternatieven voor aardgas. We verwachten in de toekomst nadere uitwerking van huidige technieken en mogelijkheden. Maar ook zien we kansen voor nieuwe mogelijkheden.
Bouwsteen spoor C
Voor de kern van Veendam zien we de aanleg van een warmtenet als een serieuze optie. Daarbij speelt ook dat het, vanwege de woningtypologie, mogelijk lastig wordt om alle woningen voldoende te isoleren voor een all-electric warmtepomp. Aansluiting op een warmtenet stelt over het algemeen minder hoge eisen aan de isolatietoestand van de woningen dan een all-electric oplossing. We willen de kansen voor een warmtenet verder verkennen. In dit kader verzamelen we ook de ervaringen die elders zijn opgedaan. We volgen actief de ontwikkelingen rondom waterstof. Voor het gebruik van restwarmte van bedrijven in de gemeente Veendam loopt reeds een haalbaarheidsonderzoek.
Uitvoering spoor C
Restwarmte bedrijven
Voor het gebruik van restwarmte van bedrijven in de gemeente Veendam voor het voeden van een warmtenet loopt reeds een haalbaarheidsonderzoek. Uit dit onderzoek, dat ten tijde van het schrijven van de Warmtevisie nog gaande is, is een aantal voorlopige conclusies te trekken.
Er is bij verschillende industriële partijen in de gemeente Veendam zeer veel restwarmte beschikbaar. De twee warmtebronnen die nu aan het onderzoek meewerken produceren samen in potentie het warmte-equivalent van ruim 6000 huishoudens, praktisch de helft van het aantal huishoudens in de gemeente Veendam. Deze warmte kan worden ingezet om bijvoorbeeld woningen en publieke gebouwen te verwarmen. De kwaliteit van de geleverde warmte (temperatuur waarop de warmte wordt aangeleverd) is hoog, wat ervoor zorgt dat de warmte geschikt is om ook de lastiger te isoleren woningen te verwarmen. Het isoleren van de woningen blijft uiteraard een goed idee, want zo kunnen er met dezelfde hoeveelheid warmte meer huishoudens bediend worden.
In dit onderzoek bekijken we samen met netbeheerder, producenten en afnemers van warmte de kansen van een warmtenet waardoorheen het warmte-equivalent van zo’n 1000 huishoudens getransporteerd kan worden. Mocht dit haalbaar blijken en het warmtenet gerealiseerd worden, kunnen er in de toekomst meer afnemers van warmte op het warmtenet worden aangesloten, aangezien het een open warmtenet betreft. Om vraag en aanbod van warmte in balans te houden, is het de bedoeling dat ook toekomstige producenten van warmte op het warmtenet kunnen worden aangesloten. De beperkte afstand tussen de huidige industriële bronnen en de afnemers van de warmte zorgt voor een compact warmtenet en dat drukt de kosten, wat de haalbaarheid ten goede komt. De komende tijd worden de resultaten, met behulp van de betrokken partijen, verder aangescherpt.
Onderzoek naar de mogelijkheden van waterstof
We willen ons nadrukkelijk op de hoogte stellen van de mogelijkheden van waterstof voor het verwarmen van de woningen en gebouwen.
Op initiatief van Essent en samen met andere partijen wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om in de gemeente Veendam een proef te doen met cv-ketels op waterstof in een aantal woningen. Deze proef maakt deel uit van een groter geheel, waarin mogelijkerwijze ook (groene) waterstof gemaakt gaat worden.
Planning spoor C
Het onderzoek naar de mogelijkheden van een warmtenet op restwarmte van Veendammer bedrijven is in 2021 gestart. In 2022 inventariseert de beheerafdeling van de gemeente aan de hand van de ouderdom en vervangingsopgave van de ondergrondse infra, met name de riolering, welke gebieden technisch en financieel kansrijk zijn voor de aanleg van een warmtenet en in welke gebieden alleen tegen hoge kosten een warmtenet aangelegd kan worden. Eind 2021/begin 2022 zal het project gestart worden dat de proef met waterstof in woningen mogelijk moet gaan maken. Voor overige onderzoeken is nog geen planning gemaakt.
5.4 Planning drie sporen samen
Tot 2030
In onderstaande figuur is de globale planning tot 2030 weergegeven. De uitvoeringsstrategie voor de sporen A tot en met C is samengevat. Deze drie sporen gaan in 2022 parallel aan elkaar van start. Het opstellen van de Buurtuitvoeringsplannen van de overige buurten is nog niet gepland. Het is niet de verwachting dat we tot na 2030 wachten met de volgende Buurtplannen.
FIGUUR 5.1
Na 2030
Aanvullend aan de opgestelde Buurtuitvoeringsplannen van voor 2030, zullen de overige Buurtuitvoeringsplannen opgesteld worden. Het is echter niet de verwachting dat we tot na 2030 wachten met het opstellen van alle andere Buurtuitvoeringsplannen.
5.5 Financiering en betaalbaarheid
Uitgangspunt van de gemeente Veendam is nog altijd dat de warmtetransitie voor inwoners haalbaar en betaalbaar moet zijn.
Voor woning- en gebouweigenaren bestaan er nu al verschillende mogelijkheden voor financiële ondersteuning, zowel in de vorm van subsidies als duurzaamheidsleningen. Dit zijn onder andere:
- ISDE-regeling (particuliere woningeigenaren): subsidie voor het treffen van isolatiemaatregelen of de aanschaf van installaties.
- SAH-regeling (woningcorporaties, particuliere verhuurders en institutionele beleggers): subsidie voor de aansluiting van huurwoningen op een extern warmtenet. De subsidie is zowel voor aanpassingen in de woningen als voor de aansluitkosten op het warmtenet.
- Nationaal Warmtefonds (particuliere woningeigenaren en VvE’s): dit biedt langjarige financiering tegen een aantrekkelijke rente voor woningeigenaren en Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) voor de verduurzaming van woningen.
Op dit moment worden subsidieregelingen en een groot aantal wetten herzien, die van grote invloed zijn op de warmtetransitie (onder meer de Warmtewet, Elektriciteitswet, Wet Markt en Overheid, Wet Toezicht Financiële markten en diverse belastingwetten). Dit kan gevolgen hebben voor de rol van de gemeente in de warmtetransitie en voor de betaalbaarheid van maatregelen. Voor eigenaren van woningen en gebouwen zullen er de komende jaren andere vormen van financiering beschikbaar komen.
5.6 Communicatie en participatie
Zodra we met het opstellen van de uitvoeringsplannen voor de drie sporen aan de slag gaan, betrekken we inwoners, ondernemers en professionele partijen. Als onderdeel van de uitwerking van de uitvoeringsplannen is het cruciaal om met elkaar een passende communicatie- en participatiestrategie uit te werken in een communicatie en participatieplan. De centrale vraag daarbij is welke middelen je kunt inzetten om niet alleen de koplopers maar ook de grote groep inwoners daarachter in beweging krijgt. We verwachten in ieder geval de volgende middelen in te zetten:
- Website van de gemeente: via de website houden we de inwoners en andere partijen onder meer op de hoogte van de voortgang van de warmtetransitie, de buurtaanpak en de mogelijkheden om zelf stappen te zetten.
- Lokale kranten en andere papieren media.
- Enquêtes: we gebruiken enquêtes om de standpunten en ideeën van inwoners en ondernemers op te halen.
- Social media, nieuwsbrieven en informatiekranten: we informeren inwoners en ondernemers regelmatig via de reguliere mediakanalen.
6. Rolverdeling
Bij de warmtetransitie zijn veel partijen betrokken. Zij hebben allemaal hun eigen rol. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste partijen met hun rol.
6.1 Woning- en gebouweigenaren
De te treffen verduurzamingsmaatregelen vinden voor het overgrote deel achter de voordeur van woning- en gebouweigenaren plaats. Hun rol bij het opstellen van de Buurtuitvoeringsplannen en het vervolg daarop is cruciaal. Woning- en gebouweigenaren kunnen hun inbreng bij de planvorming leveren door mee te doen aan bijvoorbeeld een klankbordgroep (of energiepanel). Daarnaast hebben de inwoners een rol in het ontplooien van buurtinitiatieven en het bedenken van een plan om hun buurt te isoleren of aardgasvrij te maken.
6.2 Gemeente Veendam
Als gemeente voeren we regie in de warmtetransitie. We stellen deze visie op, brengen partijen bij elkaar, starten verkenningen en zorgen voor coördinatie op de Buurtuitvoeringsplannen die de komende jaren gemaakt gaan worden. De gemeente richt zich met name op de regie van het proces (procesregisseur) en het waar mogelijk koppelen van de warmtetransitie aan andere ruimtelijke of sociaal-economische opgaves van de gemeente of andere betrokken partijen (integrale regisseur). Concreet betekent dit dat de gemeente vooral inwoners, ondernemers en andere betrokken partijen aan elkaar verbindt, belangen zorgvuldig afweegt en initiatief stimuleert. De gemeente kan deze taken echter alleen goed uitvoeren als er van het Rijk voldoende ondersteuning wordt geleverd.
Er is nog geen juridische doorzettingsmacht voor de Nederlandse gemeenten in relatie tot de energietransitie. De keuze voor een warmtealternatief kan (op dit moment) dus nog niet worden afgedwongen bij inwoners na een gedegen proces (participatie en technisch onderzoek). Naar verwachting krijgen gemeenten in de toekomst bevoegdheid om aan te geven dat een wijk op een bepaalde datum van het aardgasnet wordt afgesloten. De gemeente Veendam is echter niet voornemens van zo’n eventuele bevoegdheid gebruik te maken. Zij probeert zo veel mogelijk initiatief te stimuleren om richting aardgasvrij te gaan.
Warmtewet 2.0
De huidige Warmtewet wordt herzien en verwacht wordt dat de nieuwe Warmtewet in 2022 in werking treedt. Deze wetsaanpassing heeft aanzienlijke gevolgen voor de marktordening en de positie van gemeenten. De gemeente krijgt met de nieuwe wet de mogelijkheid om warmtekavels aan te wijzen en warmtebedrijven te selecteren en zo sturen op de ontwikkeling van warmtenetten.
Een warmtekavel betreft een gebiedsafbakening waarbinnen zich wijken/gebouwen bevinden waarvoor de gemeenten collectieve warmte overweegt. De gemeente krijgt de bevoegdheid om per warmtekavel een warmtebedrijf aan te wijzen. Het warmtebedrijf heeft de wettelijke taak om een collectief warmtesysteem binnen het warmtekavel tegen zo efficiënt mogelijke kosten met een duurzame en betrouwbare kwaliteit te realiseren. Het warmtebedrijf moet ook de gemeente ondersteunen bij het maken van een uitvoeringsplan voor de uitrol van collectieve warmtesystemen en wordt verantwoordelijk voor de verduurzaming en leveringszekerheid van het warmtesysteem.
De gemeente moet op dat moment ook de eigen rol in het warmtebedrijf bepalen. Daarbij kan de gemeente ervoor kiezen om alles aan de markt over te laten of zelf in het warmtebedrijf te stappen. Ook zijn constructies als een coöperatief warmtebedrijf denkbaar waarbij ook inwoners eigenaar zijn. Of het aanwijzen van warmtekavels in de gemeente Veendam nodig is of kansen biedt en welke rol het best bij de gemeente Veendam past, wordt de komende jaren verder uitgewerkt.
6.3 Woningcorporatie Acantus
De woningcorporatie staat aan de lat voor de verduurzaming van hun eigen woningbestand. In de prestatieafspraken met Aedes is vastgelegd dat in 2030 alle corporatiewoningen gemiddeld voldoen aan energielabel A. De woningcorporatie werkt mee aan het uitwerken van de Buurtuitvoeringsplannen en levert inbreng in de vorm van kennis op met name technisch en financieel vlak.
6.4 Enexis
Als beheerder van het gas- en elektriciteitsnet levert Enexis kennis over de benodigde aanpassingen van haar infrastructuur voor aardgasvrije warmteoplossingen. Enexis werkt mee aan het opstellen van Buurtuitvoeringsplannen. Enexis toetst of voorgenomen warmteoplossingen uitvoerbaar zijn binnen de beschikbare netwerkcapaciteit.
6.5 Regionaal woon- en leefbaarheidsplan
Het RWLP werkt aan de verbetering van de woonomgeving in de regio Oost Groningen. Daarbij wordt gestreefd naar woonlastenverlaging door verduurzaming. Doormiddel van klantenreizen worden inwoners meegenomen van bewustwording naar verduurzaming. De bestaande organisatiestructuren van het RWLP in combinatie met hun kennis en producten kunnen helpen met zowel de gemeentebrede aanpak als de intensieve focusaanpak tijdens de uitvoeringsplannen.
6.6 Huurdersbelangenverenigingen
Huurders hebben zeggenschap over wat er in hun woning gebeurt zodra de corporatie duurzaamheidsmaatregelen wil nemen die leiden tot huurverhoging. Draagvlak bij de huurders is essentieel om de uitvoering van de maatregelen door de woningcorporatie soepel te laten verlopen. De huurdersbelangenvereniging vormen een schakel tussen de huurders en de woningcorporaties en kunnen helpen om het draagvlak bij huurders te vergroten.
6.7 Inwonersverenigingen en sociale netwerken
Inwonersverenigingen en sociale netwerken kunnen worden ingezet om de inwoners te betrekken. De rol van en het draagvlak bij de inwoners en gebouweigenaren kan worden vergroot door bij de Buurtuitvoeringsplannen breder dan alleen naar warmtetransitie te kijken en ook andere buurtverbeteringen ter hand te nemen.
6.8 Regionaal energieloket
Het energieloket heeft contact met inwoners en ondernemers en draagt actief bij aan buurtinitiatieven en Buurtuitvoeringsplannen. Het Energieloket organiseert ook gezamenlijke inkoopacties voor bijvoorbeeld zonnepanelen of isolatiemaatregelen.
6.9 Lokale bedrijven
Lokaal gevestigde ondernemingen, zoals makelaars, banken, aannemers en installateurs, kunnen als intermediair worden ingezet om hun klanten bewust te maken van de mogelijkheden voor de verduurzaming van hun woning of gebouw. Banken en makelaars kunnen bijvoorbeeld nieuwe woningeigenaren bij de overdracht of het afsluiten van een hypotheek op de kansen voor energiebesparing wijzen als ze het huis isoleren. Of een stapje verder: banken zouden in een financieel arrangement kunnen participeren waarmee hun klanten op een financieel aantrekkelijke manier aan de slag kunnen met verduurzamingsmaatregelen. Aannemers en installateurs kunnen hun klanten bij verbouwing of vervanging van de cv-ketel op duurzame alternatieven wijzen. Ze zouden ook kunnen participeren in een technisch (en mogelijk ook financieel) arrangement waarmee ze kun klanten een ontzorgingspakket kunnen aanbieden.
Bijlagen warmtevisie
Volg de onderstaande link om het PDF document te downloaden.
Warmtevisie 2022 gemeente Veendam
Volg de onderstaande link om het PDF document te downloaden.
Volg ons