Let op: Op maandag 6 januari is het gemeentehuis om 10:00 uur geopend vanwege een gemeentelijke activiteit.
Let op: Op maandag 6 januari is het gemeentehuis om 10:00 uur geopend vanwege een gemeentelijke activiteit.
Rond externe veiligheid is er een lokaal en regionaal beleid gemaakt. Dat wil zeggen dat er afspraken zijn voor de gemeente én afspraken voor de regio.
We leggen hier een aantal onderwerpen uit die te maken hebben met externe veiligheid.
We spreken over een groepsrisico als er een kans is dat meerdere mensen gevaar lopen. We hebben het dan over een groep die door een ongeluk met gevaarlijke stoffen kan doodgaan. Het gaat hierbij om tien, honderd of duizend mensen. Dat noemen we een ‘groepsrisico’, afgekort GR.
Minder risico loop u als u ver genoeg bent van waar gevaarlijke stoffen worden bewaard. In Nederland lukt dat bijna niet. Daarvoor wonen en werken er te veel mensen dicht bij elkaar. Daarom is er afgesproken dat we kijken naar een ‘plaatsgevonden risico’, afgekort PR. De PR geeft aan hoe groot de kans is dat u op die plek doodgaat. Door een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Naast de PR is er ook het begrip ‘PR 10-6’. Dat geeft aan dat er op een miljoen één keer kans is op een zwaar ongeval. Bij een bedrijf met PR 10-6 is er dus een groter risico. Daarom zijn er andere afspraken gemaakt voor deze bedrijven. Zo mogen er geen woningen of winkels in de buurt zijn. Dat kan alleen wanneer daar een goede reden voor is.
Binnen de externe veiligheid gaan we uit van twee soorten risico’s:
• Stationaire risicobronnen: dit zijn bedrijven die veel gevaarlijke stoffen gebruiken. Denk aan diesel, benzine en gas.
• Mobiele risicobronnen: dit zijn water, wegen, het spoor en leidingen waarmee de stoffen worden vervoerd. De gemeente en de landelijke overheid moeten al deze ‘mobiele risicobronnen’ op een kaart verplicht weergeven. Dit is de landelijke risicokaart.
Er is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin staan de afspraken waaraan bedrijven moeten voldoen die een risico zijn voor ander mensen. Het gaat om bedrijven zoals benzinestations, opslagplaatsen, koelinstallaties voor ammoniak. Deze afspraken gelden ook voor het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoer. En voor bedrijven die onder het Besluit zware risico’s vallen. De eisen gaan over het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Gemeenten en provincies gebruiken de eisen uit de Bevi voor het verlenen van vergunningen. Ook gebruiken zij deze afspraken voor het maken van bestemmingsplannen. Dit zijn afspraken over ‘bestemmingen’. Die afspraken gaan over waar woningen staan, bedrijven zitten en natuurgebieden zijn. Door deze plekken aan te wijzen, kan iedereen veilig en gezond wonen en werken.
De Regeling externe veiligheid inrichtingen bestaat uit eisen die passen bij de Bevi. Hierin staan afspraken over afstanden die bedrijven moeten aanhouden van andere mensen. Een tankstation bevindt zich daarmee altijd op een vaste afstand van bijvoorbeeld woningen.
De veiligheidscontour is een instrument uit de Bevi. Dit hulpmiddel is bedoeld voor gemeenten en provincies. Zij kunnen daarmee aangeven tot hoever een bedrijf of bedrijventerrein met gevaarlijke stoffen mag uitbreiden. Ze kunnen dit aangeven in de omgevingsvergunning (zie: Informatiehuis Milieu) en in het bestemmingsplan (zie: Informatiehuis Omgevingskwaliteit).
Gevaarlijke goederen worden vervoerd over weg, water en spoor. Hierover zijn afspraken gemaakt in het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transport. Deze geven aan welke risico’s mogen bij het vervoeren van de gevaarlijke stoffen. Deze maximale risico’s zijn in tabellen gezet. Daarmee bestaat het Basisnet uit drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Basisnet heeft de volgende doelen:
Binnen de Provincie Groningen zijn er drie gebieden aangewezen die veilig zijn voor het vervoer. Kijk voor meer informatie in de Omgevingsverordening van februari 2019.
In Nederland ligt ongeveer 15.000 kilometer aan leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het gaat hierbij vooral om aardgas en brandbare vloeistoffen. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen staat wie verantwoordelijk is voor de leidingen. Meestal zijn dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), de Gasunie en de gemeenten. In deze afspraken staat onder meer: