Let op: 25, 26 en 27 december is het gemeentehuis gesloten. Voor de openingstijden van de overige dagen, zie ons nieuwsbericht: Aangepaste openingstijden feestdagen.
Let op: 25, 26 en 27 december is het gemeentehuis gesloten. Voor de openingstijden van de overige dagen, zie ons nieuwsbericht: Aangepaste openingstijden feestdagen.
Het verschilt per plan in hoeverre u de omgeving betrekt. Hoe ingewikkelder het plan, hoe belangrijker participatie. Om te weten hoe het met uw plan zit, zijn er drie categorieën: kruimels, kiezels en brokstukken. Deze categorieën worden gebruikt voor de beoordeling van de aanvraag en welke procedure er gevolgd moet worden.
Klik op de afbeelding om te vergroten
Door de Omgevingswet is participatie een belangrijk onderdeel bij het uitvoeren van je (bouw)plannen. Maar wat is participatie eigenlijk? En hoe doe je dat?
Bij participatie betrek je de omgeving op een actieve manier bij de plannen die jij wilt uitvoeren. Jouw plannen hebben een mate van impact op de omgeving, bijvoorbeeld door een wijziging van het aanzicht van je woning of bedrijf, of doordat de een gebouw straks gebruikt wordt om in te wonen in plaats van in te werken. Omdat de omgeving te maken met zulke veranderingen, is het goed om hen vroegtijdig te betrekken bij je plannen. Dat kan bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met de omgeving. Natuurlijk bekijk je eerst hoeveel impact jouw plan heeft op de omgeving. Dat bepaalt in hoeverre het nodig is om je omgeving te betrekken bij het plan en welke manieren van participatie daar het beste bij passen.
Participatie in de vorm van een omgevingsdialoog heb je nodig bij het indienen van je (ver)bouwplan. In je aanvraag moet jij aangegeven hoe jij in gesprek bent geweest met je omgeving over jouw bouwplannen. Dit geeft een volledig beeld van hoe de omgeving tegen je plan aankijkt en zorgt voor draagvlak. Dat wil niet zeggen dat iedereen uit de omgeving het eens hoeft te zijn met je plan. Om een weloverwogen besluit te nemen, worden opmerkingen onder de lokale omgeving wel meegenomen in de afweging die de gemeente maakt over je plan. Daarnaast wordt het vaak gewaardeerd dat je de omgeving actief betrekt bij je plan. Zo krijg je de kans om je eigen plan toe te lichten. Dat zorgt voor begrip en draagvlak, dat de gemeente ook meeneemt in de afweging. Tenslotte is het betrekken van de omgeving van toegevoegde waarde voor jouzelf en je plan. Misschien krijg je wel hele leuke ideeën tijdens de omgevingsdialoog en pas je je plannen daarop aan. Door vooraf de omgeving te betrekken is de kans op bezwaren immers een stuk kleiner.
Bij eenvoudige plannen die weinig impact hebben op de omgeving, zoals het plaatsen van een dakkapel, is participatie niet nodig. Bij zeer complexe plannen, zoals het bouwen van een nieuwe fabriek, is participatie juist heel erg belangrijk en is een uitgebreid participatietraject nodig. Het verschilt dus per plan in hoeverre je de omgeving hierbij betrekt. Voor het bepalen van de complexiteit van je plan wordt een verschil gemaakt tussen kruimels, kiezels en brokstukken. Deze categorieën geven een indruk van de complexiteit van je plan en in hoeverre je participatie dient toe te passen. In bijlage 1 vind je een overzicht waarin je kan zien onder welke categorie jouw plan valt.
Na het bepalen van de categorie waarbinnen je plan valt, breng je in kaart welke impact je plan heeft op de omgeving. De lokale omgeving bestaat uit iedereen die te maken krijgt met jouw plan. Het kan gaan om alleen je directe omgeving, zoals je buren, maar ook andere groepen kunnen tot de lokale omgeving behoren. Denk aan groepen zoals bewonersgroepen, sportverenigingen of een natuurvereniging. Jij bepaalt dus in eerste instantie zelf wie de lokale omgeving is en wie jij dus betrekt. Het is belangrijk dat je hier goed over nadenkt.
Nadat je in kaart hebt gebracht wie er vanuit de omgeving te maken heeft met je plan, ga je met deze groepen in gesprek. Dat gesprek noemen we de omgevingsdialoog. Er zijn verschillende mogelijkheden om de omgevingsdialoog aan te gaan. Dit kan je doen door bijvoorbeeld langs de deuren te gaan of door een (informatie) bijeenkomst te organiseren. Vaak wordt een (informatie) bijeenkomst georganiseerd bij grote plannen. Denk daarbij aan realiseren van een aantal woningen. Je kan er ook voor kiezen om schriftelijk contact te leggen met een brief, mail of flyer. Je bent zelf verantwoordelijk voor de omgevingsdialoog en je mag zelf beslissen op welke manier je dit doet. In bijlage 2 vind je een toolbox participatie die je hiervoor kan gebruiken.
In een Omgevingsplan staan regels van de gemeente voor de fysieke leefomgeving. Denk aan regels over onder andere de goothoogte en het bouwvlak. Voldoe je aan de regels, dan is een gesprek met de omgeving niet nodig. In het bestemmingsplan staat al beschreven wat er wel en niet is toegestaan. Wanneer je plan niet voldoet aan de regels uit het Omgevingsplan is een buitenplanse omgevingsplanactiviteit nodig. Via www.omgevingswet.overheid.nl kun je het Omgevingsplan van de gemeente Veendam bekijken.
De gemeente Veendam onderscheidt een drietal categorieën van afwijkingen van het omgevingsplan, namelijk de zogenaamde kruimels, kiezels en brokstukken. Bij de verschillende categorieën horen verschillende procedures, doorlooptijden en leges (kosten), maar ook andere voorwaarden ten aanzien van de omgevingsdialoog. De hele lijst met kruimels, kiezels en brokstukken.
De omgevingskamer is een fysieke of digitale bijeenkomst met een team van vakspecialisten en een onafhankelijke voorzitter. In de omgevingskamer wordt jouw concept-plan voor een brokstuk-aanvraag besproken en heb jij de mogelijkheid om je eigen plannen toe te lichten. Dit gebeurt als je plan een behoorlijke impact heeft op de omgeving, daarom is het belangrijk dat je van te voren al in gesprek bent geweest met de omgeving. Met het toevoegen van de omgevingsdialoog geef je eerlijk een totaalbeeld van je plan, hoede lokale omgeving hierover denkt, hoe ze zijn betrokken en wat er met die resultaten is gedaan. Tijdens de zitting in de omgevingskamer wordt hier nadrukkelijk naar gevraagd. De omgevingskamer wordt wekelijks georganiseerd. Heb jij een plan wat je hier wilt bespreken? Dan kan je een conceptaanvraag indienen bij de gemeente via www.omgevingswet.overheid.nl. Naast een verslag van je omgevingsdialoog dien je ook je Quick-Scanformulier en eventuele andere documenten aan te leveren.
De omgevingskamer adviseert vervolgens het college van burgemeester en wethouders over het ingediende plan. Dit advies en de door jou ingeleverde omgevingsdialoog worden meegenomen door het college bij het nemen van een weloverwogen besluit.
Als u iets bouwt of verbouwt beïnvloedt dat de omgeving waarin u woont. Met de komst van de Omgevingswet wordt participatie een belangrijk onderdeel van de aanvraag. Dit betekent dat u de omgeving op een actieve manier betrekt bij uw plannen. Dit kan bijvoorbeeld door in gesprek te gaan.
Het verschilt per plan in hoeverre u de omgeving betrekt. Hoe ingewikkelder het plan, hoe belangrijker participatie. Om te weten hoe het met uw plan zit, zijn er drie categorieën: kruimels, kiezels en brokstukken. Deze categorieën worden gebruikt als u van een bestemmingsplan wilt afwijken.
Voor sommige plannen is het verplicht om in gesprek te gaan met uw omgeving. De gemeente neemt dit mee in de beoordeling van de aanvraag. Door in gesprek te gaan krijgt u daarnaast de kans om het plan toe te lichten. Dit zorgt voor meer begrip en draagvlak in de omgeving. Ook is de kans op bezwaren kleiner.
In een bestemmingsplan staan de regels beschreven over de fysieke leefomgeving. Voldoet u niet aan de regels? Kijk dan in welke categorie uw plan valt.
Heeft u participatie toegepast? Voeg dit bij uw aanvraag. Op deze manier laat u zien dat u de omgeving betrokken hebt bij uw plannen en wat ze ervan vinden. Niet voor elke categorie is een gesprek met de omgeving verplicht. Toch kan het wel verstandig zijn. Welke stappen u moet nemen kunt u lezen op het Omgevingsplein op veendam.nl. Daar vind u alles over het proces en de besluitvorming.
Stap 1. Werk je plan uit en bepaal hoe groot de invloed ervan is op de omgeving. Bedenk met wie je in gesprek gaat. Dit kunnen buren of andere omwonenden zijn.
Stap 2. Bedenk hoe je het gesprek aangaat. Dit kan op verschillende manieren. Je kunt zelf langs gaan, maar je kunt ook een brief of e-mail sturen. Over het algemeen vindt de omgeving het prettiger als je persoonlijk contact zoekt. Op deze manier kun je meteen je plan toelichten en aangeven waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt. In bijlage 2 vind je een toolbox participatie met handige hulpmiddelen voor de omgevingsdialoog.
Stap 3. Vraag naar de reacties en schrijf deze op. Stuur je verslag naar de mensen met wie je hebt gesproken en vraag ze het verslag voor akkoord te tekenen. Akkoord betekent niet automatisch dat ze akkoord zijn met jouw plannen. Ze zijn akkoord met het verslag wat jij hebt gemaakt.
Stap 4. Heb je naar aanleiding van de gesprekken je plan aangepast? Bijvoorbeeld omdat een buurtbewoner een probleem heeft met je plan, of juist nog een goede toevoeging had? Verwerk dit in je plan en geef ook aan welke wijziging je hebt gedaan naar aanleiding van de omgevingsdialoog.
Stap 5. Indienen conceptaanvraag. Bij het indienen van je conceptaanvraag geef je aan of je een omgevingsdialoog hebt gehad of niet. Heb je deze wel gehad? Dan stuur je het verslag mee bij je conceptaanvraag.
Stap 1. Werk je plan uit en bepaal hoe groot de invloed ervan is op de omgeving. Bedenk met wie je in gesprek gaat. Dit kunnen buren, omwonenden of andere belangengroepen zijn. Heb je een monument dan raden wij je aan om, voordat je de plannen bij de gemeente indient, één van de belangenorganisaties te raadplegen die zich inzetten voor cultureel erfgoed. Erfgoedvereniging Bond Heemschut of Cuypersgenootschap zetten zich hier onder andere voor in.
Stap 2. Bedenk hoe je het gesprek aan gaat. Dit kan op verschillende manieren. Je kunt zelf langs gaan, of je kunt ook een brief of e-mail sturen. Bij een brokstuk is de impact van het bouwplan groter dan bij een kruimel of kiezel. Over het algemeen vindt de omgeving het prettiger als je persoonlijk contact zoekt. Op deze manier kun je meteen je plan toelichten en aangeven waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt. Bij grote projecten, zoals het realiseren van een aantal woningen, wordt een informatiebijeenkomst aangeraden, omdat je dan veel betrokken tegelijkertijd kan bereiken. In bijlage 2 vind je een toolbox participatie met handige hulpmiddelen voor de omgevingsdialoog. Ook kun je contact opnemen met een ruimtecoach. De ruimtecoach kan je adviseren welke vorm het beste bij je initiatief past.
Stap 3. Vraag naar de (schriftelijke) reacties of schrijf deze op. Bij een brokstuk is dit erg belangrijk. Stuur je verslag naar de mensen met wie je hebt gesproken en vraag hen dit voor akkoord te tekenen. Akkoord betekent niet automatisch dat ze akkoord zijn met jouw plannen. Ze zijn akkoord met het verslag wat jij hebt gemaakt.
Stap 4. Heb je naar aanleiding van de gesprekken je plan aangepast? Bijvoorbeeld omdat een buurtbewoner een probleem heeft met je plan of juist nog een goede toevoeging had? Verwerk dit in je plan en geef ook aan welke wijziging je hebt gedaan naar aanleiding van de omgevingsdialoog.
Stap 5. Indienen conceptaanvraag. Bij het indienen van je conceptaanvraag geef je aan of je een gesprek met de omgeving hebt gehad of niet. Als je wel een gesprek hebt gehad, stuur je het verslag mee bij je conceptaanvraag. Let op: bij een brokstuk is dit verplicht.
Stap 6. Beoordeling door de omgevingskamer. In de omgevingskamer is vanuit alle relevante disciplines iemand aanwezig. Ook jij bent aanwezig om je eigen plannen toe te lichten. Tijdens de behandeling in de wordt ook uitdrukkelijk gevraagd naar de gesprekken die jij met de omgeving hebt gevoerd. De omgevingskamer adviseert het college van burgemeester en wethouders over jouw conceptaanvraag. Het college van burgemeester en wethouders neemt een principebesluit over de conceptaanvraag. Tegen dit besluit kun je geen bezwaar maken. Wil je toch bezwaar maken? Dan moet je eerst definitieve aanvraag indienen zodat je tegen het definitieve besluit bezwaar kan maken.
Stap 7. Indienen definitieve aanvraag. Als het college van burgemeester en wethouders een positief besluit heeft genomen over je conceptaanvraag, kun je een definitieve aanvraag indienen. Je verwijst daarbij naar het principebesluit. Omdat de gemeente jouw plan al eerder heeft behandeld, zorgt dit voor een snellere afhandeling van je definitieve aanvraag. Je ontvangt een omgevingsvergunning en kan aan de slag met je plan!