Archeologie
In de bodem zijn nog verschillende sporen aanwezig van vroeger. In de gemeente Veendam zijn dit vooral resten uit de prehistorie, van de veenontginning en van de vroege bewoningsgeschiedenis. Om interessante resten die er mogelijk nog zijn, te beschermen is beleid vastgelegd in de Nota archeologiebeleid en cultuurhistorie Veendam (pdf, 13.326 kB). Deze nota is in 2014 voor het laatst gewijzigd en opnieuw vastgesteld in de adviesnota archeologiebeleid en cultuurhistorie.
Gemeentebestuur van Veendam
22 september 2014
Adviesnota
Nummer: 2015R0066
Afdeling: Ruimte en Economie
Veendam, 27 mei 2014
Onderwerp: Vaststelling nota Archeologiebeleid en cultuurhistorie
Voorstel
- niet tegemoet te komen aan de ingediende zienswijze over de stelling "Gazelle";
- de nota "Archeologiebeleid en Cultuurhistorie Veendam" en de bijbehorende beleidskaarten vast te stellen;
- de maat als bedoeld in artikel 41a van de Monumentenwet 1988 voor gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (WR-a1) te stellen op 50 m2 en voor archeologische onderzoeksgebieden (WR-a3) te stellen op 200 m2;
- de actualisering van de beleidskaart archeologie over te nemen in ruimtelijke plannen;
- het bij de nota behorende schema vast te stellen als richtsnoer voor het beschermen van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke plannen.
Inleiding
In januari 2009 heeft uw raad een Nota Archeologiebeleid met bijbehorende Beleidskaart vastgesteld. Hiermee werd een kader vastgesteld waarmee kon worden voldaan aan de sinds 2007 geldende verplichting om archeologische verwachtingen als aandachtspunten te hanteren bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Naast de verplichte verankering van archeologie in ruimtelijke plannen wordt vanaf 1 januari 2012 aan gemeenten gevraagd om breder naar de cultuurhistorie te kijken bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat bij het maken van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke plannen) rekening moet worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dat houdt minimaal in dat ter voorbereiding op het bestemmingsplan deze waarden geïnventariseerd en geanalyseerd worden.
Beide verplichtingen vloeien voort uit de zogenaamde Modernisering van het Monumentenbeleid (MoMo), waarmee onder andere wordt beoogd om met het inzetten van instrumenten uit de ruimtelijke ordening de bescherming van cultuurhistorische waarden in een vroegtijdig stadium en in een breder kader vorm te geven. Met het oog hierop is in de Nota gemeentelijk erfgoedbeleid “Erfgoed in Veendam, linten van Turf en Durf” (vastgesteld door uw raad op 9 juli 2012) al verwoord: “De beleidskaart archeologie wordt in 2012 geactualiseerd en opgewaardeerd tot een cultuurhistorische waardenkaart ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen." Hiertoe is aan Libau gevraagd om naast de al eerder voorziene bijwerking van de archeologische beleidskaart ook een inventarisatie uit te voeren naar de in de gemeente aanwezige cultuurhistorische waarden.
Een definitief concept van de “Nota Archeologiebeleid en cultuurhistorie Veendam” en de bijbehorende (concept)beleidskaarten zijn na enkele commentaarronden met de gemeentelijke Erfgoedcommissie in december vorig jaar opgeleverd. Deze conceptdocumenten zijn bijgevoegd. Op deze concepten is in de periode 6 maart tot 17 april jl. door ons inspraak verleend.
Beoogd effect
Een actueel gemeentedekkend kader voor de wettelijk verplichte aandacht voor archeologie en cultuurhistorie bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Argumenten
- 1.1 De in de zienswijze voorgestelde bescherming is te zwaar
Tijdens de inspraakperiode is één zienswijze ingebracht. Deze heeft betrekking op restanten van de radarstelling “Gazelle” uit de Tweede Wereldoorlog nabij de Korte Akkers (pag. 40 van de nota). De nota vermeldt dit object als aandachtspunt. De indiener van de zienswijze pleit voor een beschermde status. Dit zou neerkomen op een aanwijzing als beschermd monument. Met de gemeentelijke erfgoedcommissie zijn wij van mening dat het object cultuurhistorisch bijzonder is, maar mede gelet op de staat waarin het verkeert, geen monumentenstatus verdient. Wij overwegen wel om het object middels het binnenkort te actualiseren bestemmingsplan Buitengebied planologisch te beschermen. Wij stellen u derhalve voor om niet aan deze zienswijze tegemoet te komen. - 1.2 De inspraak heeft geen waardevolle aanvullingen opgeleverd
Met name bij de overige cultuurhistorie gaat het om elementen die deels nog boven de grond zichtbaar zijn en die stammen uit een recenter verleden dan bij de archeologie. Dit maakt het waarschijnlijk dat er ook nog andere kennis over deze en andere elementen aanwezig is dan in de nota is weergegeven. Inspraak biedt dan de mogelijkheid om deze kennis “aan te boren”. Bij het bekendmaken van de inspraak is hierop expliciet gewezen, maar dit heeft geen reacties opgeleverd. - 2.1 De erfgoedcommissie heeft positief geadviseerd
Als adviseur aan ons college op het terrein van monumentenzorg, archeologie en cultuurhistorie was de gemeentelijke Erfgoedcommissie de meest aangewezen instantie voor het begeleiden van de opdracht aan Libau en om inhoudelijk commentaar op concepten te leveren. Daarnaast heeft de commissie (in samenspraak met het Team RO van de afdeling Ruimte en Economie) geadviseerd over de toepasbaarheid van de bevindingen van Libau in het gemeentelijk, ruimtelijk beleid. Het eindadvies van de commissie d.d. 31 oktober 2013 is bijgevoegd. Na dit advies zijn door Libau de laatste tekstuele aanpassingen in het eindconcept verwerkt. - 2.2 Op de beleidskaart archeologie zijn nieuwe inzichten verwerkt
Bij het vaststellen van het archeologiebeleid in 2009 is een regelmatige actualisering van de beleidskaart met Libau afgesproken. In beginsel is hiervoor een termijn van twee tot drie jaar afgesproken, maar voor de eerste actualisering is gewacht op de uitvoering van archeologische onderzoeken rond de verdubbeling van de N33. In de voorliggende update zijn vooral de onderzoeken die zijn uitgevoerd tussen januari 2009 en eind 2013, verwerkt. In het algemeen gaat het daarbij om ofwel het schrappen van een (hoge) verwachtingswaarde ofwel de bevestiging van een dergelijke waarde (bijvoorbeeld in het geval van de veenborg Sorghvliet). Daarnaast zijn naar aanleiding van het onderzoek naar (overige) cultuurhistorische waarden als nieuwe elementen opgenomen: (verdwenen) historische kerken, boerderijplaatsen, bedrijven, molens en infrastructuur. Zie daarvoor ook hieronder, onder 5.1. - 2.3 Overige cultuurhistorische waarden zijn grondig geïnventariseerd en geanalyseerd
Om aan de verplichting uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) te voldoen moet minimaal ter voorbereiding op een ruimtelijk plan een inventarisatie en analyse van cultuurhistorische waarden plaatsvinden. Net als voor de archeologie is met de nota en de beleidskaarten deze inventarisatie en analyse nu alvast gemeentebreed uitgevoerd. Dit materiaal kan daarmee dienen als vertrekpunt voor de desbetreffende passage in de toelichting op een ruimtelijk plan. - 3.1 De omvang van vrijgestelde ingrepen is gerelateerd aan de waarde van het gebied
In de Monumentenwet 1988 is aangegeven dat projecten die minder dan 100 m2 beslaan, zijn vrijgesteld van nadere eisen op het gebied van archeologie; de wet geeft echter ook aan dat uw raad een hiervan afwijkende maat kan vaststellen. In de beleidsnota is aangegeven dat in de meest waardevolle gebieden ook bij kleinere ingrepen een nadere onderzoeksverplichting opgelegd moet kunnen worden en in de onderzoeksgebieden een ruimere vrijstelling gehanteerd kan worden. Deze verdeling wordt ook elders in de praktijk (bijvoorbeeld in de regio Noord-Groningen) werkbaar geacht en toegepast. Ten opzichte van de vaststelling in 2009 is de kleinste maat vergroot van 15 tot 50 m2 om beter aan te kunnen sluiten bij vergunningplichtige activiteiten. - 4.1 De bescherming van archeologische waarden moet ruimtelijk verankerd worden
De op de beleidskaart opgenomen hoge archeologische verwachtingswaarden worden pas beschermd door het vaststellen van een ruimtelijk plan. Het oorspronkelijk vastgestelde archeologiebeleid van de gemeente is met de actualisering en bundeling van bestemmingsplannen inmiddels (bijna) geheel verankerd in ruimtelijke plannen. De laatste plannen die de doorvertaling compleet maken zijn de Beheersverordening Buitengebied (vastgesteld juni 2013) en de herziening van het bestemmingsplan Veendam Centrum (ontwerp lag vanaf 13 maart 2014 ter inzage, waarmee een voorbescherming is gerealiseerd). In beide plannen is geanticipeerd op de bijgewerkte beleidskaart.
De geactualiseerde beleidskaart kan bij nieuwe ruimtelijke plannen of bij de reguliere actualisering per plangebied verwerkt worden. Indien een nieuwe ontwikkeling onnodig op slot zou komen te staan door een hoge verwachtingswaarde die nog op de verbeelding (plankaart) staat, maar gelet op de nieuwe beleidskaart zou kunnen komen te vervallen, is er een bevoegdheid voor ons college om een bestemmingsplan daarop aan te passen. - 5.1 De bescherming van overige cultuurhistorische waarden kan op diverse manieren plaatsvinden
De verplichting uit het Bro laat nog een grote beleidsvrijheid bij het “rekening houden” met cultuurhistorische waarden (dat is anders dan bij de archeologie). In de nota wordt een voorzet gedaan voor waardestelling van verschillende categorieën cultuurhistorische waarden (in het algemeen, per categorie). De Erfgoedcommissie adviseert om binnen deze categorieën nog een nuancering te hanteren voor bebouwde en onbebouwde percelen. Tevens heeft de commissie in een schema (“Uitgangspunten voor (ruimtelijke) bescherming van cultuurhistorische waarden”) aangegeven hoe en in hoeverre (bepaalde categorieën van) cultuurhistorische waarden in beginsel ruimtelijk beschermd kunnen worden in nieuwe ruimtelijke plannen of anderszins voor bescherming in aanmerking komen. Wij stellen u voor om dit schema onderdeel te laten worden van het vast te stellen beleid. Het kan dienen als richtsnoer voor (ruimtelijke) bescherming van cultuurhistorische waarden bij ieder ruimtelijk plan en dient dan ook bestanddeel te worden van het Handboek Bestemmingsplannen Veendam. - 5.2 Hiermee wordt voldaan aan de Omgevingsverordening provincie Groningen
Voor het Buitengebied heeft de provincie de verplichting uit het Bro aangescherpt, door te eisen dat in de toelichting op ruimtelijke plannen een inventarisatie en beschrijving van karakteristieke gebouwen wordt opgenomen. Tevens zijn verruimde mogelijkheden voor vrijkomende agrarische bebouwing gekoppeld aan een afdoend beschermingsregime voor karakteristieke gebouwen. Voor Veendam kan betoogd worden dat de voorliggende inventarisatie in combinatie met de gemeentelijke monumentenlijst en het schema met uitgangspunten voor de bescherming van cultuurhistorische waarden voldoende zijn om voor deze verruimde regeling in aanmerking te komen.
Kanttekeningen
- 5.1 De categorie boerderijplaatsen behoeft nog een nadere bewerking
In het schema met uitgangspunten voor de bescherming van cultuurhistorische waarden is voor de bebouwing op de historische boerderijplaatsen nog een nadere actie aangegeven: vergelijken met monumentenlijsten en bepalen authenticiteit. Deze actie moet nog uitgevoerd worden: dit kan goed gecombineerd worden met de voorbereidingen voor het concept bestemmingsplan Buitengebied. - 5.2 Bescherming kan in sommige gevallen leiden tot beperking van bouwmogelijkheden
Afhankelijk van de zwaarte van de voorgestelde bescherming van de cultuurhistorische elementen (waarde WR-a1, a2 of a3) leidt de doorwerking van het schema tot het opleggen van een (extra) onderzoeksplicht bij de vergunningverlening wanneer er meer dan 50 resp. 100 resp. 200 m2 (bij)gebouwd wordt: zie het schema. Dat houdt in dat de meeste nieuwe garages of verbouwingen daar niet door geraakt worden. Waar de onderzoeksplicht bij de “gewone” archeologie al geldt, heeft dat tot nog toe eigenlijk nooit tot problemen of klachten geleid. Maar het valt niet uit te sluiten dat potentiële bouwers er in de toekomst vaker mee te maken gaan krijgen.
Overigens wordt de bescherming pas geëffectueerd via de regeling in een bestemmingsplan. Hiervoor is geen specifieke actualiseringsronde voorzien, dus zal de doorwerking per plangebied bij de reguliere actualisering (minimaal eens in de tien jaar) plaats moeten vinden. In de bestemmingsplanprocedure is dan nog veel ruimte voor het inbrengen van zienswijzen door belanghebbenden, bijvoorbeeld als zij in een concreet geval beperking van bouwmogelijkheden vrezen op grond van het voorgenomen beschermingsregime.
Uitvoering
Na vaststelling worden de nota en de kaarten input voor nieuw op te stellen of te actualiseren bestemmingsplannen. Er zal een digitale versie worden gemaakt, die intern als extra laag in de Geo-informatie raadpleegbaar zal zijn.
Communicatie
De vaststelling van de nota zal in het elektronisch Gemeenteblad bekend gemaakt worden. De indiener van een zienswijze zal bij brief over de vaststelling geïnformeerd worden.
Bijlagen
- zienswijze d.d. 9 april 2014 (Corsanr. 201407899);
- conceptnota en –kaarten Archeologie en Cultuurhistorie Veendam, versie 12 december 2013;
- schema “Uitgangspunten voor (ruimtelijke) bescherming van cultuurhistorische waarden”;
- advies Erfgoedcommissie d.d. 31 oktober 2013
burgemeester en wethouders van Veendam,
S.b. Swierstra, burgermeester.
A. Castelein, secretaris.
Belangrijk onderdeel van het beleid is de kaart waarop is aangegeven waar de kans op het vinden van archeologische sporen het grootst is. Deze kaart wordt regelmatig vernieuwd, de laatste versie is die van 2022: Beleidskaart archeologie en cultuurhistorie Veendam (2022) (pdf). In het wijzigingsblad zijn de wijzigingen ten opzichte van de vorige versie aangegeven.
Gemeente Veendam
Auteur: N. van der Mei, archeoloog
Datum: 28 februari 2022
Versie: definitief
Inleiding
In opdracht van de gemeente Veendam heeft Libau de ‘Beleidskaart archeologie’ van de gemeente Veendam gedeeltelijk herzien. Deze herziening bestond uit een evaluatie van de archeologische onderzoeken die tussen 1 augustus 2018 en 31 december 2021 in de gemeente Veendam zijn uitgevoerd.
In het voorliggende wijzigingsblad wordt een korte toelichting gegeven op deze herziening. Het wijzigingsblad kan worden toegevoegd aan de Nota archeologiebeleid uit 2014.
Historie archeologiebeleid gemeente Veendam
In 2008 heeft Libau in opdracht van de gemeente Veendam de eerste ‘Nota archeologiebeleid’ met bijbehorende beleidskaart opgesteld. Deze beleidsnota en -kaart zijn in 2012 naar aanleiding van wetswijzigingen, nieuw beschikbare bronnen en nieuwe archeologische inzichten door Libau gedeeltelijk herzien en aangevuld. De herziene beleidsnota en -kaart zijn op 22 september 2014 door de gemeenteraad van Veendam vastgesteld.
De door de Raad vastgestelde beleidsnota archeologie beschrijft niet alleen de uitgangspunten van het gemeentelijk archeologiebeleid maar vormt ook de onderbouwing voor de op de beleidskaart opgenomen archeologische waarden. De nota maakt namelijk inzichtelijk op welke relevante bodemkundige, landschappelijke, archeologische of historische informatie de archeologische (verwachtings)waarden zijn gebaseerd. Het archeologiebeleid van de gemeente Veendam voldoet hiermee aan het principe van aantoonbaarheid (In artikel 2.28 van de Omgevingswet (OW) en artikel 5.130 lid 1 van het bijbehorende Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is bepaald dat gemeenten in hun omgevingsplannen rekening moeten houden met ‘bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten’. Het begrip ‘aantoonbaar’ is door de Tweede Kamer toegevoegd (‘motie Ronnes’) om ervoor te zorgen dat de archeologische verwachtingen waarop gemeenten hun beleid baseren, inhoudelijke onderbouwd zijn. Met aantoonbaar wordt in dit geval bedoeld dat de verwachting gebaseerd is op relevante bodemkundige, archeologische of historische informatie (Bijlage I Besluit kwaliteit leefomgeving - A. Begrippen) de omgevingswet.
In augustus 2018 zijn alle archeologische onderzoeken gewaardeerd die tot en met 1 augustus 2018 in de gemeente Veendam zijn uitgevoerd. Voor het raadplegen van deze onderzoeken is gebruik gemaakt van de archeologische database Archis. Hierin zijn alle onderzoeken inclusief hun definitieve rapportage vastgelegd. Daarnaast zijn de resultaten verwerkt van de door LTO uitgevoerde pilot Bodemverstoringsonderzoek door middel van 77 bodemprofielputten, gemeente Veendam (provincie Groningen) van A=M adviespraktijk en Brijker Landschap.
Toelichting herziening Beleidskaart archeologie 2022
Bij de onderhavige herziening (2022) zijn alle archeologische onderzoeken gewaardeerd die in de periode 1 augustus 2018 tot en met 31 december 2021 zijn uitgevoerd. Voor het raadplegen van deze onderzoeken is gebruik gemaakt van de archeologische database Archis. Hierin zijn alle onderzoeken inclusief hun definitieve rapportage vastgelegd (zie lijst Geraadpleegde bronnen).
Wanneer de onderzoeken aanleiding gaven tot het aanpassen van de geregistreerde archeologische waarden, dan is dat in de herzieningen verwerkt. Niet elk uitgevoerd bureauonderzoek of veldonderzoek heeft geleid tot een herziening van de archeologische verwachting. Soms bevestigt het archeologisch onderzoek juist de hoge archeologische waarde van het terrein of is besloten de archeologische resten te ontzien door planaanpassing.
In totaal zijn 13 onderzochte locaties volledig vrijgegeven. Deze gebieden hebben een lage archeologische verwachting gekregen. In twee gevallen is het onderzochte terrein gedeeltelijk vrijgegeven. Op basis van het betreffende onderzoek houden delen van het terrein een hoge archeologische verwachting. In vier gevallen had de uitkomst van het onderzoek geen gevolgen voor de kaart. Het gaat om een relatief kleine ingreep in de historische kern van Veendam (archeologische begeleiding rioleringswerkzaamheden), twee bureauonderzoeken op basis waarvan de hoge verwachting gehandhaafd blijft en één locatie waar alleen de geplande werkzaamheden zijn vrijgegeven.
Bijlagen
In de bijlage is de aangepaste Beleidskaart archeologie gemeente Veendam per 1 januari 2022 opgenomen. Op deze kaart zijn de gebieden die op basis van onderhavige herziening een lage archeologische verwachting hebben gekregen in een onderscheidende kleur weergegeven.
Dit advies wordt vergezeld van digitale gegevens die in bestemmingsplannen kunnen worden opgenomen
Geraadpleegde bronnen
ARCHIS 3, Archeologisch Informatie Systeem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (archis.cultureelerfgoed.nl).
Bongers, J.M.G., 2018. Veendam, Borgercompagnie 156A (Gemeente Veendam, Gr.). Een Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O). (Steekproefrapport 2018-02/08)\
Bongers, J.M.G., 2020. Veendam, Billitonweg (Gemeente Veendam, Gr.). Een Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) Verkennende en Karterende Fase. (Steekproefrapport 2020-12/05)
Corporaal, S., 2020. Torenstraat 67, Wildervank Gemeente Veendam Bureau- en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek. (Synthegra Rapport S200043)
Corporaal, S. & M. van den Berg, 2021. Wildervanksterdallen 8 te Wildervank Gemeente Veendam Bureau- en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek. (Synthegra Rapport S210008)
Geffen, M. van, 2019. Wildervanksterdallen 21 te Wildervank (gemeente Veendam). Een archeologisch bureauonderzoek. (Libau-rapport: 19.81002)
Heul, J.S. van der, 2021. Veendam, Borgercompagnie (Gemeente Veendam, Gr.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (IVO-O) Verkennende Fase. (Steekproefrapport 2021-05/14)
Huis in ’t Veld, J.Y., 2020. Plangebied Raadhuisplein en Veenlustplein te Veendam Gemeente Veendam Archeologisch onderzoek: opgraving (variant archeologische begeleiding). (RAAP-rapport 4676)
Malssen, N. van, 2020. J. Kammingakade 34, Wildervank Gemeente Veendam Bureauonderzoek. (Synthegra Rapport S200039)
Mei, N. van der, 2018. Dojo stadion Langeleegte te Veendam (gemeente Veendam). Een archeologisch bureauonderzoek. (Libau-rapport: 18.81127)
Mei, N. van der, 2021. Herinrichting buurtwinkelcentrum en nieuwbouw 11e Laan te Wildervank (gemeente Veendam) Een archeologisch bureauonderzoek. (Libau-rapport: 21.81054)
Nater, C.I. & P.C. Teekens, 2021. Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen (verkennende fase) VKA-leiding Veendam (gemeente Veendam en Midden-Groningen). (Antea Group Archeologie 2020/234)
Nijdam, L.C., 2021. Wildervank J. Kammingakade 8 nieuwbouw schuur (Gemeente Veendam) Een archeologisch bureauonderzoek. (ArGeoBoor rapport 1533)
Popta, Y.T. van, 2020. Plangebied Spoorhavenweg 26 te Veendam, Gemeente Veendam. Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek. (RAAP-rapport 4442)
Rap, J., 2018a. Borgercompagnie, Borgercompagnie 226 Gemeente Veendam (GR). Een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende en karterende fase. (Transect-rapport 1834)
Roller, G.J. de, 2019. Archeologisch verkennend en karterend booronderzoek binnen het leidingtracé Ommelanderwijk Veendam. (MUG-publicatie 2019-70)
Roller, G.J. de, 2021. Bureau- en booronderzoek mestbassin aan Numero Dertien te Veendam, gemeente Veendam (GR). (MUG-publicatie 2021-57)
Schamp, C.R.C., 2021. Veendam, Borgercompagnie 156A (Gemeente Veendam, Gr.) Archeologische begeleiding. (Steekproefrapport 2021-02/04)
Teekens, P.C., 2018. Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen NVO's Westerwolde en Veenkoloniën; Traject 6 (Nieuwdiep), gem. Veendam en Stadskanaal. (Antea Group Archeologie 2018/138)
De daadwerkelijke bescherming van de (mogelijke) archeologische waarden vindt plaats in het omgevingsplan. De mate van bescherming is in de beleidsnota aangegeven en wordt met behulp van een schema doorvertaald in het omgevingsplan.
Categorie |
Evt. onderverdeling |
Bescherming o.g.v. nota |
Overwegingen |
Aanbeveling bescherming |
---|---|---|---|---|
Veenborgen en buitenplaatsen | Onbebouwd terrein | WR-a1 | Borgen zijn allemaal verdwenen, alleen nog mogelijke resten in de bodem. | Overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 50m2 |
Latere bebouwing op terrein | WR-a1 | Mogelijke resten in de bodem na sloop huidige bebouwing. | Bij sloop bescherming overeenkomstig nota:vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 50m2 | |
Oude kerken, pastorieën, synagoge | Bestaande bebouwing | WR-a1 | Allemaal beschermd als monument. | Monumentenbescherming volstaat |
Bebouwing gesloopt | WR-a1 | Mogelijke resten in de bodem of na sloop huidige bebouwing. | Overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 50m2 | |
Begraafplaatsen | Nog bestaand | WR-a1 | Ander gebruik is onwaarschijnlijk. | Specifiek bestemmen + vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 50m2 |
Verdwenen | WR-a1 | Mogelijke resten in de bodem. | Overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 50m2 | |
Boerderijplaatsen | Bestaande oorspronkelijke bebouwing | WR-a2 | Nog leggen naast monumentenlijsten. Zie ook eisen prov. Omgevingsverordening. | Bestaande monumentenbescherming of aanduiden als karakteristiek (en vastleggen ruimtelijke contour) |
Voor zover ongebouwd/bebouwing gesloopt of vernieuwd | WR-a2 | Mogelijke resten in de grond (evt. na sloop). | Bescherming overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 100m2 | |
Historische kernen en bebouwing | Binnen beschermd gezicht | WR-a2 | Beschermd gezicht gaat voor. | Waar van toepassing geldende monumentenbescherming en specifieke regeling in bestemmingsplannen (is er al) |
Buiten beschermd gezicht, bestaande bebouwing | WR-a2 | Alleen van belang bij evt. sloop en voor onbebouwde gedeelten. | Waar van toepassing geldende monumentenbescherming en overigens bescherming overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 100m2 | |
Bebouwing verdwenen of na sloop | WR-a2 | Mogelijke restanten in de bodem. | Bescherming overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 100m2 | |
Historische bedrijven: scheepswerven, molens, lijnbanen | Bestaande bebouwing | WR-a2 | Waar van toepassing geldende monumentenbescherming en bij sloop bescherming overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 100m2 | |
Bebouwing vernieuwd | WR-a2 | Mogelijke resten in de bodem na sloop huidige bebouwing | Bij sloop bescherming overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 100m2 | |
Onbebouwd terrein | WR-a2 | Mogelijke restanten in de bodem. | Bescherming overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 100m2 | |
Historische bedrijven: fabrieken, molens, remises | Bestaande bebouwing | Aandachtspunt | Nader beoordelen in nieuw bestemmingsplan. | |
Bebouwing vernieuwd | Aandachtspunt | Mogelijke resten in de bodem na sloop huidige bebouwing | Onder de aandacht brengen van ontwikkelaar (aandacht vragen voor eventuele vondsten). | |
Onbebouwd terrein of na sloop | Aandachtspunt | Mogelijke restanten in de bodem. | Onder de aandacht brengen van ontwikkelaar (aandacht vragen voor eventuele vondsten). | |
Waterlopen, oude wegen en verlaten | Bestaand | WR-a2 | Zijn in hoge mate beeld- en structuurbepalend en relatief gemakkelijk te beschermen. | Specifiek bestemmen (voorbeeld is de regeling van de wijkenstructuur in de beheersverordening). |
Gedempt/verdwenen | WR-a2 | Mogelijke overblijfselen in de bodem | Bescherming overeenkomstig nota: vergunning nodig bij ingrepen dieper dan 40 cm. en groter dan 100m2 | |
Parken en groenstroken | Aandachtspunt | Zijn in hoge mate beeld- en structuurbepalend en relatief gemakkelijk te beschermen. | Specifiek als groen bestemmen + gemeentelijk bomenbeleid. | |
Bruggen en overige objecten | Aandachtspunt | Zijn relatief lastig te beschermen zonder monumentenstatus. Bijna allemaal in gemeentelijk bezit. Meeste zijn niet meer (geheel) oorspronkelijk. | Waar van toepassing geldende monumentenbescherming; overigens aandachtspunten. |
Archeologienota 2014 en beschermingsschema (pdf, 75 kB)
In het algemeen zult u archeologisch onderzoek uit moeten laten voeren voordat op plekken met een archeologische verwachting activiteiten plaatsvinden waarvoor gegraven moet worden. Dit is geregeld in het omgevingsplan. Soms volstaat een bureauonderzoek (onderzoek naar beschikbare gegevens over een locatie en specifieke kaarten). Wanneer dat onvoldoende informatie oplevert, moet veldonderzoek worden verricht door archeologen. Indien uit onderzoek blijkt dat de bodem al verstoord is kan toestemming worden gegeven om de gewenste activiteit uit te voeren.
Voor het onderzoeken van archeologische waarden in agrarische percelen in het buitengebied is een aparte onderzoeksmethode mogelijk, dit is geregeld in het Beleidskader bodemprofielputten Pekela en Veendam (2018).
Beleidskader bodemprofielputten gemeenten Veendam en Pekela Uitgangspunten, eisen en randvoorwaarden
Opdrachtgevers: Gemeente Veendam en Pekela
Libau-rapport: 17.81162
Datum: 19 december 2017
Auteur: N. van der Mei
Aanleiding en doel
In 2016 hebben de gemeenten Pekela en Veendam hun archeologiebeleid geactualiseerd. Onderdeel van dit beleid is dat rekening wordt gehouden met te verwachten archeologische waarden. Om te bepalen of in een gebied archeologische resten kunnen worden verwacht, wordt onder andere gekeken naar de landschapsontwikkeling (aardkundige gegevens, hoogtegegevens) en de bewoningsgeschiedenis van een gebied. Ook worden bekende verstoringsgegevens meegewogen: gebieden of percelen waarvan bekend is dat de bodem dusdanig verstoord is dat geen gave archeologische resten meer zijn te verwachten, krijgen de aanduiding “lage archeologische verwachting” en zijn vrijgesteld van archeologische onderzoeksplicht.
Met de actualisatie van het archeologiebeleid kwam ook weer de wens naar voren van de agrarische sector om de mate waarin de oorspronkelijke bodemopbouw binnen agrarische percelen nog intact is, nader te (laten) onderzoeken. Men vermoedde namelijk dat een deel van deze percelen als gevolg van landbouwkundige bewerking dusdanig is verstoord, dat geen intacte archeologische resten meer te verwachten zijn.
De gangbare methode in de archeologische vakwereld om de aard en gaafheid van de bodem vast te stellen is middels een inventariserend booronderzoek. Vanwege de geringe breedte van de boorkern kan het echter soms lastig zijn een bodemverstoring vast te stellen die zich niet direct manifesteert als onnatuurlijke laagafwisseling. Om een goed beeld te krijgen van de bodemopbouw en eventuele verstoringen als gevolg van diepere grondbewerkingen is daarom voorgesteld een onderzoek uit te voeren waarbij bodemprofielputten worden gegraven. Met het graven van bodemprofielputten kan een groter bodemprofiel worden onderzocht. Dit heeft als voordeel dat nauwkeuriger kan worden bepaald wat de aard en omvang van de eventuele bodemverstoring is, zodat beter kan worden vastgesteld of, en zo ja in welk opzicht, dit consequenties heeft voor de archeologische verwachting op de betreffende locatie.(Nadeel van deze methode is dat het graven van profielputten destructiever is dan booronderzoek, waardoor de kans bestaat dat het onderzoek zelf juist leidt tot aantasting van archeologische resten.)
Op advies van Libau hebben de gemeenten Pekela en Veendam besloten in te stemmen met deze wijze van onderzoek. Naar aanleiding hiervan hebben enkele agrariërs in samenwerking met LTO Noord bij wijze van pilot een dergelijk bodemprofielputtenonderzoek uit laten voeren. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en de resultaten zullen door Libau worden geanalyseerd en indien van toepassing worden verwerkt in een toekomstige actualisatie van de archeologische beleidskaarten.
Omdat deze methode van profielputten in de toekomst mogelijk vaker toegepast gaat worden en de huidige richtlijnen in de archeologie (KNA 4.0) hier niet in voorzien, hebben de gemeenten Veendam en Pekela aan Libau gevraagd te bepalen wat de uitgangspunten van een toekomstig profielputtenonderzoek zouden moeten zijn, aan welke eisen en randvoorwaarden het onderzoek en de verslaglegging moeten voldoen en hoe de uitkomsten moeten worden beoordeeld.
Dit document heeft specifiek betrekking op de agrarische gronden van de veenkoloniale gebieden in de gemeenten Veendam en Pekela waarvoor op de gemeentelijke archeologische beleidskaarten een hoge archeologische verwachting is aangegeven. De omschreven kaders kunnen niet één op één worden toegepast op andere regio’s en/of andere archeologische aanduidingen.
Uitgangspunten profielputtenonderzoek
Bij het uitvoeren van bodemprofielonderzoek in het Groningse veenkoloniale gebied, het interpreteren van de resultaten en het trekken van conclusies ten aanzien van de archeologische verwachtingswaarde zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Bodemverstoring en archeologische verwachting
De impact van eventuele bodemverstoring op archeologische resten is niet alleen afhankelijk van de mate van verstoring, maar ook van de aard van de archeologische resten. De archeologische resten die in dit gebied worden verwacht, betreffen vooral basiskampen en jacht-/extractiekampen uit het mesolithicum, hoewel oudere resten (laatpaleolithicum zoals Hamburgcultuur en Tjonger-/Federmessercultuur) niet kunnen worden uitgesloten (Jongere resten worden niet verwacht omdat het gebied vanaf het neolithicum tot aan de veenontginningen (17de/18de eeuw) vanwege veengroei ongeschikt was voor bewoning). Omdat (onverbrande) organische resten in de droge, kalkarme zandgronden al lang zijn vergaan, worden van deze kampementen alleen (bewerkt) vuursteen en eventuele grondsporen zoals haardkuilen teruggevonden.
Algemeen wordt aangenomen dat men in de steentijd een voorkeur had voor de droge, goed ontwaterde, hogere delen van het dekzandlandschap. Omdat de aanwezigheid van een podzolbodem wijst op dergelijke voor bewoning gunstige omstandigheden, is de archeologische verwachting voor steentijdresten in het veenkoloniale gebied gekoppeld aan het voorkomen van een podzolbodem. De diepte waarop daadwerkelijk intacte archeologische resten kunnen worden aangetroffen, varieert als gevolg van het microreliëf van het dekzand en de dikte van een eventuele afdekkende restveenlaag. In het algemeen geldt dat vuurstenen artefacten vooral worden aangetroffen in de A- en E-horizont van de podzolbodem, maar dat deze als gevolg van bioturbatie nog voor kunnen komen tot in de B-horizont. Grondsporen zoals haardkuilen kunnen dieper doorlopen, namelijk tot in de C-horizont.
Historische wijken en sloten
Bij de veenontginningen in de 17de en 18de eeuw is een uitgebreid stelsel van kanalen, wijken en (dwars)sloten gegraven. Als gevolg van schaalvergroting in de landbouw zijn veel wijken en dwarssloten later weer gedempt. De aanwezigheid van gedempte wijken en sloten in de ondergrond betekent echter niet dat een perceel volledig verstoord is. Met name de dwarssloten hadden veelal een beperkte breedte en diepte, waardoor zeker geen sprake zal zijn van grootschalige aantasting van archeologische resten. Sterker nog, de voormalige wijken en sloten zelf kunnen, gezien hun ouderdom en betekenis voor de geschiedenis van de veenkoloniën, worden beschouwd als archeologisch spoor.
Drainage
Vanwege de smalle sleuven met een ruime tussenafstand (variërend van 8 tot 20 meter), wordt drainage beschouwd als een zeer plaatselijke bodemverstoring. Eventuele schade aan (onverbrande) organische archeologische resten als gevolg van ontwatering is in dit gebied nauwelijks aan de orde. Gezien de bodemgesteldheid (droge, kalkarme zandgrond) zullen organische resten al lang geleden zijn vergaan. De aanwezigheid van drainage in een perceel heeft in dit gebied dan ook geen gevolgen voor de archeologische verwachting
Representativiteit
Aantal profielputten per perceel
De grootte van de percelen in het gebied varieert sterk, waardoor niet kan worden uitgegaan van een vast aantal profielputten per perceel. Bij verkennend archeologisch booronderzoek wordt veelal een dichtheid van 6 boringen per hectare gehanteerd. Omdat profielputten over het algemeen een beter beeld van de bodemopbouw en de aard van de verstoring geven dan boringen, wordt in principe uitgegaan van een dichtheid van 4 putten per hectare, met een minimum van 2 putten per perceel. Eventueel kan hiervan worden afgeweken middels een onderbouwd puttenplan, dat vooraf ter goedkeuring aan Libau wordt voorgelegd.
Locatiekeuze
Voor de representativiteit van het onderzoek is de locatiekeuze voor de profielputten van wezenlijk belang. De keuzes die hierin worden gemaakt, moeten voldoende worden onderbouwd. Hierbij dient ten minste het volgende in acht te worden genomen:
- Om geen schade toe te brengen aan bekende archeologische vindplaatsen, worden AMK-terreinen vermeden
- Profielputten worden verspreid over het te onderzoeken perceel geplaatst, waarbij de gekozen locaties zo representatief mogelijk zijn voor het perceel (dus niet bijvoorbeeld alleen de lage delen)
- Perceelshoeken en -randen geven altijd een minder representatief beeld omdat de bodem hier het meest te lijden heeft onder landbouwkundige bewerking. Hoeken en randen van percelen dienen daarom vermeden te worden.
- Door landbouwkundige bewerking zijn dekzandkopjes veelal afgetopt, waardoor hier geen volledig intacte bodem meer aanwezig is. Dit neemt niet weg dat de flanken van een dergelijke kop nog intact kunnen zijn en waardevolle archeologische resten kunnen bevatten. Bij de locatiekeuze dient hier rekening mee te worden gehouden.
- Bekende ‘verstoringen’ zoals historische wijken/sloten, drainage- of leidingsleuven dienen te worden vermeden omdat deze niet representatief zijn voor het gehele perceel.
- Indien het te onderzoeken perceel van oorsprong bestaat uit meerdere percelen die tijdens of na de ruiverkaveling zijn samengevoegd, dan dient hier bij de locatiekeuze rekening mee gehouden te worden. Verschillende voormalige percelen kunnen in het verleden een verschillende bewerking hebben ondergaan, waardoor deze niet representatief zijn voor het gehele huidige perceel. (De benodigde informatie omtrent de historische percelering is te vinden op historisch kaartmateriaal, bijvoorbeeld via de website topotijdreis.nl of in oudere topografische atlassen)
Eisen ten aanzien van de uitvoering
- Om een goed beeld te krijgen van de bodemopbouw dienen de bodemprofielputten een afmeting van ten minste 1x1 meter te hebben. Ten aanzien van de diepte geldt dat de putten tot minimaal 30 cm in de C-horizont moeten worden aangelegd.
- Van elke put dienen twee haaks op elkaar staande profielwanden te worden opgeschaafd zodat de bodemopbouw goed zichtbaar is. Deze profielwanden worden beide gefotografeerd.
- Van elke profielput wordt de locatie vastgelegd middels een centrumcoördinaat in RD.
- De bodemprofielen dienen ter plekke te worden beoordeeld door een fysisch geograaf of bodemkundige met aantoonbare kennis van de archeologie dan wel door een archeoloog met aantoonbare kennis van fysische geografie of bodemkunde.
Eisen ten aanzien van de verslaglegging
- In het rapport worden ten minste de volgende administratieve gegevens opgenomen: datum, opdrachtgever, uitvoerder en bevoegde overheid
- In het rapport wordt een overzichtskaart opgenomen met daarop de onderzochte percelen en de ligging van de profielputten.
- In het rapport wordt een beschrijving en onderbouwing gegeven van de gehanteerde werkwijze.
- De in het rapport afgebeelde of eventueel meegeleverde foto’s dienen van voldoende kwaliteit te zijn, zodat de in de rapportage beschreven kenmerken zichtbaar zijn.
- Per perceel worden alle profielputten beschreven/afgebeeld. Hierbij wordt ingegaan op zowel de bodemkundige gegevens (bodemsoort, verstoord/onverstoord, diepte van eventuele verstoring) als op de archeologische implicaties
- Indien het onderzoek leidt tot voorstellen voor de aanpassing van de archeologische verwachtingen, dan dient te worden onderbouwd voor welke (delen van) percelen dit aan de orde is.
Tot slot
De gemeente kan op basis van de resultaten van het onderzoek besluiten om de verwachtingswaarde op de archeologische beleidskaart voor een (deel van een) perceel te laten vervallen. Om vast te stellen of met het onderzoek afdoende is aangetoond dat geen (intacte) archeologische resten meer te verwachten zijn, zal Libau om advies worden gevraagd.
Het onderzoek heeft nadrukkelijk niet tot doel om archeologische resten op te sporen. Desondanks kan het zijn dat tijdens het onderzoek toch archeologische resten worden aangetroffen. In dat geval geldt krachtens de Erfgoedwet (artikel 5.10 en 5.11) een meldingsplicht. Vondsten dienen zo spoedig mogelijk te worden gemeld bij de betrokken gemeente en bij Libau. Deze laatste zal zorg dragen voor de wettelijke registratie en melding bij de minister.
Geraadpleegde literatuur, bronnen en kaarten
Beleidskaart archeologie gemeente Pekela. In: Molema, J., M. de Jong & A. Mennens-van Zeist, 2012. Nota Archeologiebeleid Gemeente Pekela. Libau, Groningen.
Beleidskaart archeologie gemeente Pekela. In: Jong, M. de & N. van der Mei, 2016. Herziene Nota Archeologiebeleid Gemeente Pekela. Libau, Groningen.
Beleidskaart archeologie gemeente Veendam. In: Molema, J., M. Rooke & A. Mennens-van Zeist, 2008. Nota Archeologiebeleid Gemeente Veendam. Libau, Groningen.
Beleidskaart archeologie en cultuurhistorie gemeente Veendam. In: Molema, J., M. de Jong, A. Mennens-van Zeist & N. van der Mei, 2014. Beleidsnota Archeologie en Cultuurhistorie Gemeente Veendam. Libau, Groningen.
Breimer, J.N.W. & J.M. Brijker, 2017. Bodemverstoringsonderzoek door middel van 20 bodemprofielputten in Oude Pekela, gemeente Pekela (provincie Groningen). Leusden/Voorburg 2017
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 4.0), Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB)
Jong, M. de & N. van der Mei, 2016. Herziene Nota Archeologiebeleid Gemeente Pekela. Libau, Groningen.
Lascaris, M., 2014. Project: Verstoringen in Kaart. Analyse LTO-pilot “Mag het een onsje minder zijn”. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
Molema, J., M. de Jong, A. Mennens-van Zeist & N. van der Mei, 2014. Beleidsnota Archeologie en Cultuurhistorie Gemeente Veendam. Libau, Groningen
Molema, J., M. de Jong & A. Mennens-van Zeist, 2012. Nota Archeologiebeleid Gemeente Pekela. Libau, Groningen.
Molema, J., M. Rooke & A. Mennens-van Zeist, 2008. Nota Archeologiebeleid Gemeente Veendam. Libau, Groningen.